Het Wilgenroosje lijkt enigszins op het
Harig wilgenroosje . Deze laatste behoort echter tot een ander geslacht, nl. de Basterdwederik.
Kenmerkend voor het Wilgenroosje is het verspreid staande, lijn-lancetvormige blad met gave rand. De zijnerven eindigen in een bochtige binnenrandnerf. Het blad lijkt op het blad van Schietwilg of Katwilg.
De bloemen staan aan de top van lange, rechtopstaande stengels die vanuit een wortelstok groeien, ze vormen een tros die spits toeloopt. De schutblaadjes onder de bloemen zijn klein. De stengels zijn soms wat rood aangelopen.
De bloemen zijn 2-3 cm groot in doorsnede en de bovenste kroonbladen zijn iets breder dan de onderste en licht purper van kleur. De meeldraden en de stijl steken uit en buigen uiteindelijk naar beneden. De bloemen zijn protandrisch, dat wil zeggen dat ze eerst een mannelijke fase kennen, waarin de helmknopjes zich openen en stuifmeel afgeven. Vervolgens openen zich de stempellobben, zodat bestuiving kan plaatsvinden.
Het Wilgenroosje groeit vanuit vertakte wortelstokken.
Het Wilgenroosje bloeit van juli tot september op vochtige tot droge, omgewerkte zandgrond op kapvlakten, brandplekken en aan bos- en struikgewasranden.
Aan het pluis dat in de nazomer aan de plant verschijnt dankt het duin "Bruid van Haarlem" in het Nationaal Park Zuid-Kennemerland haar naam. Inmiddels echter is de bruid ongesluierd, want de Wilgenroosjes zijn verdwenen.
Het Harig wilgenroosje is een veel bossiger, rommeliger plant. De bladeren en stengels en vooral de nerven zijn behaard.
De bladrand is scherp gezaagd met haakvormig gekromde tanden.
Kenmerken van het geslacht Wilgenroosje (Chamerion) waartoe Wilgenroosje behoort.
-