Gewoon krulmos - blaadjes in rozet
Als er geen sporenkapsels zijn, zul je het met de blaadjes of de vorm moeten doen.
Aandachtspunten
Waar moet je zoal op letten?
Hieronder een toelichting op al deze kenmerken.
Topkapselmossen staan meestal dicht op elkaar. Op deze wijze beschermen ze zichzelf tegen uitdroging.
Ze vormen zodes, kussentjes of pollen *. Soms komen topkapselmossen ook solitair voor.
Slaapmossen vormen matjes: ze spreiden zich als een tapijt uit over het substraat. Soms zijn er meerdere lagen boven elkaar.
*Zode : groepje dicht op elkaar staande mosplantjes
Kussen : de mosplantjes staan zeer dicht op elkaar gedrukt
Polletje : kleine kussentje
Matje : het mos kruipt over het substraat
Het beste gebruik je een loep om het onderstaande te bekijken
De naam verraadt het al een beetje: bij de topkapselmossen groeit het sporenkapsel uit de top van het mosplantje.
Verdere kenmerken van topkapselmossen zijn:
Bedriegelijk uiterlijk
Om uitdroging door felle zon, droogte of snijdende wind te voorkomen, hebben mossen verschillende overlevingsstrategieën ontwikkeld.
Het uiterlijk van het mos verandert sterk door deze reactie op droogte. Iets om alert op te zijn!
Vorm van de blaadjes
De blaadjes van topkapselmossen zijn vaak smal lancetvormig tot driehoekig, maar er zijn veel uitzonderingen op deze regel. Erg veel heb je dus niet aan deze constatering.
Waar?
De topkapselmossen zijn de pioniers, ze zijn lichtminnend en kunnen goed tegen droogte. Je vindt ze daarom veel in open terrein en op droog zand.
Fijn laddermos staat niet rechtop, maar ligt als een matje over de stam
De aanduiding ′slaap′ duidt op het feit dat deze mossen niet rechtop staan, maar min of meer plat op het substraat liggen.
Wijze van vertakken
Meestal is de stengel onregelmatig vertakt, er ontspringt her en der een zijtak. Maar er zijn ook duidelijk geveerde mossen: bij deze mossen staan de zijtakken op regelmatige afstanden en ze liggen in een plat vlak. Soms zijn de zijtakken ook weer vertakt. Bij etagemossen en thujamossen zijn er meerdere lagen van vertakte stengels boven elkaar. Enkele slaapmossen groeien rechtop. De bekendste is Gewoon haakmos.
Rondom of schijnbaar tweerijig, afgeplat bebladerd
Slaapmossen zijn rondom bebladerd. Er zijn echter flink wat uitzonderingen, deze mossen lijken tweerijig bebladerd omdat de plant afgeplat is.
Vorm van de blaadjes
Het blad van slaapmossen is meestal driehoekig.
De nerf reikt meestal tot de top, maar kan ook ruim voor het bladmidden eindigen of zelfs geheel ontbreken of kort en dubbel zijn.
bebladerd levermos, blaadjes in 1 vlak - Gedrongen kantmos
Bebladerde levermossen hebben een stengel met blaadjes en vormen matjes. Ze hechten zich vaak aan het substraat. De stengel van bebladerde levermossen is aan weerszijden bebladerd, de blaadjes liggen in één vlak.
De blaadjes kunnen allerlei vormen hebben:
Deze hoofdvormen kunnen weer gaaf, getand, ingedeukt enz. zijn. Veel bebladerde levermossen hebben een onderblaadje. Dit blaadje heeft vaak een kenmerkende vorm. Een voorbeeld van een bebladerd levermos is het Gedrongen kantmos.
thalleus levermos, lobben in plaats van een stengel met blaadjes - Parapluutjesmos
Thalleuze levermossen hebben geen takjes met blaadjes, maar lobben. Een bekend voorbeeld van een thalleus levermos is het parapluutjesmos.
Hauwmossen lijken enigszins op thalleuze levermossen, ze zijn zeldzaam, dus laat ik ze voorlopig maar voor wat ze zijn.
*Levermossen en hauwmossen werden vroeger als subsoort beschouwd, tegenwoordig deelt men ze in een eigen stam in.
Stijf veenmos, ook kleur is belangrijk bij veenmossen
Veenmossen hebben een afwijkende bouw. Ze groeien dicht tegen elkaar aan in kussens of zoden. De stengel staat rechtop en heeft in bundels staande zijtakken. Meestal hangen per bundel twee of drie takken langs de stengel naar beneden en staan er drie of vier af.
Het blad van veenmos heeft geen nerf. Er is een verschil tussen stengel- en takbladen. In het veld kun je kijken naar
Maar meestal zal er toch een microscoop aan te pas moeten komen als je de soort wilt benoemen. Sommige veenmossen kun je aan de kleur herkennen. De verkleuring vindt vooral in de herfst plaats.
Bisschopsmuts, Gerimpeld boogsterrenmos, Gaffeltandmos, Gewoon smaragdsteeltje, Haarmutsen, Knikmossen, Gewoon purpersteeltje, Achterlichtmos, Gewoon sikkelsterretje, Muisjesmos
Groot duinsterretje
Groot duinsterretje is een van de meest voorkomende mossen in de duinen. Ze groeit op zonnig, droog, kalkrijk zand en gruis.
blad
Bij vochtig weer staan de blaadjes als een sterretje uit. Bij droogte draaien ze om de stengel. Ze hebben een lange, witte, getande glashaar. Deze staat in het verlengde van de nerf. Bij Klein duinsterretje is de glashaar 90 graden gebogen.
Topbladeren geleidelijk versmald of plotseling toegespitst, aflopend op de glashaar.
In geel- tot goudgroene kussens of zoden. Vaak ook roodachtig aangelopen.
Grijze bisschopsmuts - blad met lange witte punt, bovenste helft gevouwen
Grijze bisschopsmuts
De Grijze bisschopsmuts is een duinbewoner, elders in het land is ze zeldzaam.
blad
Het blad heeft een kleurloze (droog witte) punt of glashaar, deze is enigszins getand, de tanden wijzen naar voren. De nerf is in de bovenste bladhelft zo breed, dat deze niet meer als zodanig is te herkennen. Het blad is grijsgroen van kleur en in de bovenste helft (on)diep gootvormig (de diepte van de goot is afhankelijk van de variëteit). De stengel is kort, onregelmatig vertakt en vaak kruipend.
Gedraaid_knikmos
Gedraaid knikmos
Op steen, basenrijke schors, dood hout of terrestrisch. Een liefhebber van plantenbakken e.d.
blad
Blad spatelvormig, gezoomd met lange, uittredende nerf. De grootste bladbreedte ligt boven het midden. Het blad van kapseldragende stengels is sterk gekroesd bij droogte.
Zilvermos
Zilvermos
Een ander klein knikmos is het Zilvermos. Onmiskenbaar door het zilveren, wormvormige uiterlijk. Hooguit 1 cm lang. Zeer algemeen op akkers en braakland, in bermen, in voegen van straatstenen, op muren en daken.
blad
De blaadjes liggen dakpansgewijs boven elkaar. Het blad is eivormig en heeft een witte top.
Gewoon sterrenmos, blad dubbel getand en met kort spitsje
Gewoon sterrenmos
Dit mos vind je op boomvoeten, stronken en rottend hout in arme bossen.
blad
Blad tot 6 mm, opvallend smal en rood gepigmenteerd, gezoomd, uitlopend in een scherphoekige top met spitsje. Bladvoet zeer kort aflopend. Bladrand met in paren staande tanden.
De dubbele nerf eindigt voor de bladpunt.
De antheridiënbekers staan in een opvallend omwindsel, deze ′blaadjes′ zien er heel anders uit!
Gewone haarmuts
Haarmuts
Haarmutsen herken je ze meestal direct: de meeste haarmutsen groeien als kleine polletjes of zoden op levende stammen en takken, slechts twee soorten groeien op steen (Gesteelde en Bekerhaarmuts) en een drietal groeit zowel op steen als op hout (Beek-, Berg- en Grijze haarmuts).
blad
De bladrand heeft aan de basis geen duidelijke zoom (is er wel een zoom dan is er sprake van een kroesmos). De bladrand is vaak over een groot gedeelte van het blad ingebogen of teruggebogen. De bladvorm varieert van eirond tot lancetvormig.
De Grijze haarmuts heeft een glashaar, de andere haarmutsen niet. Voor verdere determinatie moet je op de sporenkapsels wachten: kenmerkend zijn vaak het aantal, de stand en de kleur van de peristoomtanden.
Gewoon purpersteeltje
Gewoon purpersteeltje
Kapselend kun je Gewoon purpersteeltje eigenlijk niet missen door de purperrode gloed die over de zoden ligt. Het is een zeer algemene soort en je komt haar op tal van plekken tegen: op rieten daken, open gebieden in de duinen en op ruderale plekken, maar ook als epifyt op schors. Op beschaduwde bomen komen soms planten voor die massaal bedekt zijn met vertakte groene broeddraden.
blad
De bladvorm is nogal variabel: van lang, slank en gebogen tot kort, gedrongen en recht. Bij vochtig weer iets teruggekromd. De bladrand is gaaf, aan de top soms iets getand. De nerf loopt tot in de bladspits en treedt soms iets naar buiten.
Purpersteeltje groeit in geelgroene tot donker olijfgroene, vaak wijnrood aangelopen losse zoden.
Gewoon muursterretje
Gewoon muursterretje
Gewoon muursterretje kom je bijna overal tegen stenen, muurtjes of rotsen zijn, ook wel op verrot schors.
blad
De bladrand van Gewoon muursterretje is tot aan de top teruggerold. Het blad heeft een lange glashaar. De blaadjes vormen een rozet. Bij droog weer zijn ze sterk in elkaar gedraaid.
De plantjes groeien in tot 5 mm hoge, geelgroene zoden.
Gewoon dikkopmos
Gewoon dikkopmos
Een van de meest voorkomende slaapmossen is het Gewoon dikkopmos. Gewoon dikkopmos is niet erg kieskeurig en groeit overal: in gazons, tuinen, bermen en bossen, op de grond, op schors of steen, het maakt niet uit!
Gewoon dikkopmos kapselt uitbundig. Zo zie je vaak dode stammen in het bos die voor een groot deel bedekt zijn met een roodbruinig tapijt van kapsels. Als er een kapselsteel is (en die is er bijna altijd wel te vinden) dan kun je voelen of deze ruw is.
Dikkopmos herken je in eerste instantie aan de ′dikke, witte kop′. Maar afhankelijk van de weersomstandigheden is deze helaas niet altijd even eenvoudig te ontwaren.
blad
De nerf loopt slechts tot halverwege. Het blad is eirond van vorm en heeft een spitse top.
De 15 cm lange stengel is onregelmatig vertakt.
Gesnaveld klauwtjesmos
Ook Gesnaveld klauwtjesmos is zeer algemeen en groeit eigenlijk ook overal. Evenals Gewoon dikkopmos kapselt dit mos uitbundig. De kapselsteel is echter glad. Het deksel lang gesnaveld.
Gesnaveld klauwtjesmos is erg variabel van vorm en soms verzuchten bryologen na onderzoek van een vermeende bijzondere vondst: ′nee hè niet weer klauwtjesmos!′
blad
De blaadjes zijn als klauwtjes gekromd, ook de stengeltop vormt vaak zo′n klauwtje. De blaadjes van kleinere takjes zijn vaak minder geklauwd. De bladbasis staat schuin af of is aanliggend. De bladrand is gaaf, soms bovenaan zwak getand.
De bladnerf is kort V-vormig.
Bronnen:
Fotogids mossen - Klaas van Dort, Chris Buter, Bart Horvers, KNNV 2010
Beknopte Mosflora van Nederland en België - Henk Siebel, Heinjo During, KNNV, 2006
www.verspreidingsatlas.nl
www.waarneming.nl
www.bildatlas-moose.de/