Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Hollandse linde (Tillia x vulgaris Hayne)
De Hollandse linde is een kruising van de Zomerlinde en de Winterlinde, toch is het de soort die je in ons land het meeste tegenkomt.
De oudere linde is te herkennen aan de waterloten, dit zijn jonge scheuten die aan de voet van de linde ontstaan en een beschermende haag rond de boom lijken te vormen.
De bloemen groeien in tuilen, ze zijn roomwit tot geel, verspreiden een zoete geur en zijn rijk aan honing. Van gedroogde lindenbloesem wordt heilzame thee getrokken. De algemene bloemsteel heeft een groot, tongvormig schutblad waarmee het deels vergroeid is. Het schutblad zorgt voor betere verspreiding door de wind.
De bloeiwijze is omgeven door schutbladen.
Het blad is hartvormig, driehoekig. De bladvoet is scheef. De nervatuur is veernervig. Aan de onderzijde in de oksels van de nerven zitten toefjes witte haren. Deze haarbosjes zijn een schuilplaats voor mijten die gunstig schijnen te zijn voor de gezondheid van het blad. Deze haarbosjes worden ook wel ′mijtenhuisjes′ genoemd. Ondanks deze beschermdiertjes zijn de bladen toch vaak aangetast door galmuggen, galmijten, bladluizen en de rupsen van de Lindenpijlstaart.
Kenmerken van het geslacht Linde (Tilia) waartoe Hollandse linde behoort.
Inheems zijn de winter-(kleinbladige) en zomerlinde (grootbladige). Daarnaast komen een aantal cultivars voor. De Hollandse linde is een kruising van de zomer- en de winterlinde. De bomen kunnen zeer oud worden. De hoogte kan 20 tot 30 meter bedragen.
Lindebomen worden veel als leibomen gebruikt, de takken worden hierbij horizontaal gebogen en aan een frame vastgemaakt.
Lindes worden ook veel aangeplant als herdenkingsboom.
Voor de Kelten en Germanen was de lindeboom een heilige boom. De geest van de linde gold als beschermer voor huizen, bronnen en kerken. Ze werden vaak midden op een dorpsplein geplant en rond de boom werd recht gesproken en er vonden festiviteiten plaats.
De Zomerlinde heeft blad met aan de onderzijde wittige haartjes bij de nerfvertakkingen en nootjes met duidelijke ribben. De nootjes blijven tot diep in de winter aan de boom zitten.
De Winterlinde en Hollandse linde hebben aan de onderzijde rossige haartjes, het blad is aan de onderzijde blauwachtig groen, de nerven van de derde orde springen niet uit.
De bast van de lindes is vaak niet geheel glad, maar wat gebarsten. Bij dikkere exemplaren kan de bast ruw worden.
In de winter zijn de linden te herkennen aan de rode knoppen.