Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Duindoorn (Hippophaë rhamnoides)
De duindoorn is een pioniersplant en verschijnt in een zich vormend duin zodra de eerste bewoners, zoals het biestarwegras en het helmgras, voor lichte bemesting en zoet water hebben gezorgd.
De bloemen van de duindoorn verschijnen voor de bladen, ze zijn echter heel klein en nauwelijks te zien.
Het blad is grijsgroen en smal, dicht bezet met ster- en schubharen. Deze haren zorgen ervoor, doordat ze een soort luchtdekentje vormen, dat er minder water verdampt.
Er zijn mannelijke en vrouwelijke planten, vandaar dat je vaak planten zonder bessen ziet.
De duindoorn houdt van lucht en licht. Doordat de wortels van de duindoorn stikstof afgeven, groeien onder de duindoorn vaak stikstofminnende planten als de brandnetel. In de oudere, vaak hoge en dichte duindoornstruwelen is het vaak schemerig en vochtig, zodat hier paddestoelen en mossen kunnen groeien.
De bessen van de duindoorn zijn rijk aan vitamine C en vroeger werden ze dan ook gegeten. Tegenwoordig doen vooral vogels als lijster, spreeuw en met name de kramsvogel zich te goed aan de bessen. In het najaar gaan de bessen gisten, je moet dan ook niet vreemd opkijken als je ineens tipsy kramsvogels in de duindoornstruiken ziet.
Ook in het najaar zie je in de duindoorn vaak de witte spinsels van de bastaardsatijnvlinder. In de winter verschrompelen ze tot iets vaals, om vervolgens in de lente te krioelen van de rupsen.
Kenmerken van het geslacht Hippophae (Hippophae) waartoe Duindoorn behoort.
-