Bitterkruidbremraap parasiteert op het Bitterkruid - een gele composiet die je herkent aan het ruwe, stengelomvattende, lancetvormige blad en de gele bloemen.
Bitterkruidbremraap heeft een dicht behaarde, bleek violette, aan de voet iets gezwollen steel. De steel is bezet met donkere, bruinige schubben.
De schutbladen zijn korter of even lang als de bloemen.
Bitterkruidbremraap lijkt nogal op Walstrobremraap - behalve dat de laatste parasiteert op walstrosoorten. Het Bitterkruid is een vrij forse, opvallende plant, het Walstro kruipt soms wat bescheiden en onopvallend tussen de overige vegetatie. Waar beide elkaar gezelschap houden, zul je of de plant moeten uitgraven om te zien aan elke wortels ze vastzit of je moet andere kenmerken bestuderen. Aangezien het uitgraven van zeldzame planten niet wenselijk is, moet je op zoek naar de verschillen in uiterlijk.
Vorm van de bloemen
- bloem met rechte rug en gekromde top ==> Bitterkruidbremraap
- gekromde rug, bovenlip naar voren gericht ==> Walstrobremraap
Kleur van de bloemen
- geelwit, violet geaderd ==> Bitterkruidbremraap
- variërend van zeer licht-zwavelgeel tot donker-roodbruin, meestal bruingeel of rood aangelopen ==> Walstrobremraap
Lengte van de kelkbladen (niet te verwarren met het lange schutblad onder de bloem)
- kelkbladen ongeveer even lang als de kroonbuis ==> Bitterkruidbremraap
- kelkbladen ongeveer half zo lang als de kroonbuis, meernervig ==> Walstrobremraap
Helften van de kelkbladen al dan niet aan de voet vergroeid - schutblad naar beneden trekken
- helften los van elkaar ==> Bitterkruidbremraap
- helften rakenn elkaar of zijn zelfs aan de voet vergroeid ==> Walstrobremraap
Stengel
- dicht behaard, bleek violet, gezwollen voet ==> Bitterkruidbremraap
- klierachtig behaard, bruingeel of roodachtig, bovenaan bezet met roestgele haren, niet verdikt aan de voet ==> Walstrobremraap
Schutblad
- korter of even lang als de bloemen ==> Bitterkruidbremraap
- priemvormig met brede voet, buitenzijde bezet met roestkleurige haren en roodachtig gekleurd ==> Walstrobremraap
Kenmerken van het geslacht Bremraap (Orobanche) waartoe Bitterkruidbremraap behoort.
Het geslacht Bremraap (Orobanche) binnen de Bremraapfamilie ontleent haar naam aan de eigenschappen van de Grote Bremraap (O. rapum-genistae): deze soort woekert uitsluitend op Brem en de forse stengel is, waar hij vergroeid is met de wortel van de Brem, verdikt tot een dik beschubde knol of raap.
De bremrapen zijn fraaie, hoog oprijzende planten, die wat doen denken aan orchideeën zonder bladgroen. Handigste kenmerk bij determinatie is de gastplant. Elke soort heeft zo haar eigen voorkeuren. De meest algemene soort is de Walstrobremraap.
Behalve de gastheer zijn er natuurlijk ook uiterlijke verschillen aan de hand waarvan je de soort op naam kunt brengen. Het gaat hierbij vooral om de kenmerken van de kelkblaadjes. Ook de kleur van de stempel kan een rol spelen.
- De kelk vormt één geheel en heeft 4-5 tanden, onder elke bloem zitten 3 schutblaadjes, 1 grote en 2 kleintjes ==> Hennepvreter, Blauwe bremraap
- In alle andere gevallen bestaat de kelk uit twee helften die soms hooguit aan de voet nog aan elkaar vastzitten. Elke helft heeft 1 of 2 tanden.
- De stempel is geel ==> Grote bremraap, Klimopbremraap, Rode bremraap of een zeldzame variant van Walstrobremraap.
- De stempel is purperkleurig, bruin, violet of rood ==> Walstrobremraap, Bitterkruidbremraap, Klavervreter, Bleke bremraap, Violette bremraap
In de duinen tref je vooral de Walstrobremraap en de Bitterkruidbremraap aan. De Blauwe bremraap is ook een soort van de duinen, maar uiterst zeldzaam.
Walstrobremraap
- De twee helften van de kelk raken elkaar aan de voorzijde. Om dit te constateren moet je eerst het lange schutblad naar beneden trekken. De kelkbladen zijn meernervig en ongeveer half zo lang als de kroonbuis. De bloemkroon is op de rug gekromd. De meeldraden zijn minstens tot het midden behaard. De bloemen zijn geelachtig tot roodbruin, ze ruiken naar kruidnagel. De bovenlip heeft naar voren gerichte tanden.
Bitterkruidbremraap
- De twee helften van de kelk staan los van elkaar. De kelkbladen zijn ongeveer even lang als de kroonbuis. Ze zijn ongedeeld of hebben een tandje. De meeldraden zijn vanaf de voet tot ongeveer halverwege behaard. De stempel is donkerbruin. De bloemkroon is geelwit, violet geaderd, op de rug recht en aan de top naar voren gekromd. De lippen zijn stomp getand. De bovenlip is ongedeeld.
Bremrapen en hun gastheer
- Grote bremraap (O. rapum-genistae)- Brem
- Klimopbremraap (O. hederae) - Klimop (vaak in tuinen)
- Rode bremraap (O. lutea) - Luzerne, Sikkelklaver
- Walstrobremraap (O. vulgaris) - Walstro en andere Sterbladigen, soms op Composieten
- Bitterkruidbremraap (O. picridis) - Bitterkruid
- Klavervreter (O. minor) - Vlinderbloemigen, Peen, Kaardebol
- Bleke bremraap (O. pallidiflora) - Distelsoorten
- Violette bremraap O. amethystea) - Kruisdistel
- Centauriebremraap (O. major) - Grote Centaurie
- Blauwe bremraap (O. purpurea) - Gewoon duizendblad, Duinaveruit en andere Alsem-soorten
- Distelbremraap (O. reticulata) - Distel- en Vederdistelsoorten