Het bezemkruiskruid onderscheidt zich van andere kruiskruiden door het lange,smalle blad. De plant oogt nogal "rommelig".
De bloem heeft 12 tot 14 gele lintbloemen. De buitenomwindselblaadjes hebben een witvliezig gefranjerde rand.
Het blad heeft een geoorde voet en is halfstengelomvattend. De bladrand is gaaf tot getand.
Het zaad is talrijk en erg kiemkrachtig, de plant is dan ook met een ferme opmars bezig, en wordt hier en daar al als bedreiging voor inheemse soorten gezien.
Het Bezemkruiskruid kan van juni tot in december gevonden worden langs spoorwegen, aan rivieroevers, in bermen en op omgewerkte grond en ook in de duinen tot aan de zeereep toe.
Kenmerken van het geslacht Kruiskruid (Senecio) waartoe Bezemkruiskruid behoort.
De naam Senecio komt van het Latijnse woord voor Grijsaard. Dit slaat op het witte pluis.
Er zijn diverse kruiskruiden.
In de duinen tref je vooral het duinkruiskruid aan. Dit is een ondersoort van het Jacobskruiskruid. Het verschil zit in de lintbloemen (straalbloemen) - het duinkruiskruid heeft alleen buisbloemen. Hierdoor lijkt het op het boerenwormkruid. De laatste heeft echter een meer varenachtig blad.
Het kleverig kruiskruid heeft lintbloemen en de stengel, bladeren en omwindselblaadjes zijn, zoals de naam al doet vermoeden, kleverig. Deze soort lijkt weer op het boskruiskruid, maar die laatste is dan weer niet kleverig.
Het blad van het moeraskruiskruid is grijsgroen viltig aan de onderzijde en het is lijnlancetvormig met zaagtandjes.
Alles over de verschillende kruiskruidsoorten kun je vinden op
Soortenbank - kruiskruid.
Kruiskruid is bijzonder giftig voor dieren. De enige die hier zijn voordeel mee doet is de rups van de Sint_Jacobsvlinder, voor wie het Jacobskruiskruid de waardplant is: door het gif in zijn lijf wordt de rups onaantrekkelijk om gegeten te worden. De rups is door zijn ′zebrastrepen′ gemakkelijk te herkennen.