Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Zeedenmycena (Mycena seynesii)
De Zeedenmycena herken je aan het substraat waarop deze mycena groeit - de grote kegels van de zeeden. Het is dan ook een soort die je vooral langs de kust vindt.
De Zeedenmyca heeft een wat bleek purperbruine tot bruinbeige kleur, centrum hazelnootbruin.
De lamellen zijn aangehecht, opstijgend tot iets aflopend met een tandje. De kleur is wittig tot bleekgrijs of bruin, bij het ouder worden met paarsige tint. De lamelsnede is donker roodbruin.
De steel is hol, breekbaar, recht, aan de voet gebogen en met witte, lange, buigzame haren.
De geur is zwak, maar aangenaam.
Sporen 10.3-1§4 x 6-7 mu, traanvormig tot ellipsvormig. De cheilocystiden vormen een steriele band en zijn spindelvormig tot flesvormig of knotsvormig.
De Zeedenmyca heeft een wat bleek purperbruine tot bruinbeige kleur, centrum hazelnootbruin.
De lamellen zijn aangehecht, opstijgend tot iets aflopend met een tandje. De kleur is wittig tot bleekgrijs of bruin, bij het ouder worden met paarsige tint. De lamelsnede is donker roodbruin.
De steel is hol, breekbaar, recht, aan de voet gebogen en met witte, lange, buigzame haren.
De geur is zwak, maar aangenaam.
Sporen 10.3-1§4 x 6-7 mu, traanvormig tot ellipsvormig. De cheilocystiden vormen een steriele band en zijn spindelvormig tot flesvormig of knotsvormig.
Kenmerken van het geslacht Mycena (Mycena) waartoe Zeedenmycena behoort.
Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.
Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.
| familie | Tricholomataceae (Tricholomataceae) |
| info familie | Deze familie kent 127 geslachten |
| naam | zeedenmycena (Mycena seynesii) |
| waar | op kegels van zeeden, in naaldbossen, duinen |
| sporeekleur | wit |
| hoed | 25-40 mm, gewelfd, later gespreid, doorschijnend gestreept, bleek purperbruin |
| steel | 40-70x1.5-7 mm, hol, breekbaar, recht, aan de voet gebogen, paarsig tot wijnrood, voet bedekt met lange, ruwe, witte vezels |
| plaatjes | aangehecht tot iets aflopend met tandje, bij het ouder worden met dwarslamellen, wittig tot bleekgrijs tot bruin, later met paarsige tint, lamelsnede donker roodbruin |