Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Spitsschubbige parasolzwam (Lepiota aspera )
De hoed van de Spitsschubbige parasolzwam is bedekt met piramidevormige schubjes. Bij jonge exemplaren is de hoed geheel bedekt met deze schubjes. Bij het ouder worden zitten op de rand meer kolomachtige schubjes met een gebogen topje omgeven door vezeltjes, deze schubjes staan verder uit elkaar dan de piramidevormige schubjes in het midden van de hoed. De kleur van de schubben is bruin tot oranjebruin, soms ook wat paarsachtig. De puntjes zijn vaak donkerder. Bij jonge exemplaren hangen er witte velumresten langs de hoedrand.
De lamellen staan vrij en dichtopeen, ze hebben een wittige crèmekleur. Bij het ouder worden verschijnen er oranje vlekken.
De steel heeft vaak een wat gezwollen voet, is hol en heeft een ring. Boven de ring crèmekleurig en in lengterichting vezelig. Onder de ring bruinig of paarsachtig lichtbruin vezelig op een witte ondergrond. Het onderste derde tot vierde deel is bedekt met bruine vlokjes of piramidevormige schubjes met een donker puntje. Aan de voet bevindt zich wit mycelium.
De ring hangend, vaak half loshangend van de steel. Bovenzijde witviltig, als de bovenzijde van de steel. Onderzijde lichtbruin en zoals de hoed bedekt met de piramidevormige donkere schubjes.
Het vlees in de hoed is dik, wit en mat, in de steel glanzend en lichtgelig -paarsig.
Sterke rubbergeur bij verse, doorgesneden exemplaren. Smaak als de geur, wat bitter, onaangenaam.
De sporee is wit.
Sporenmaten: 6.0-9.0(-9.5)x2.5-3.5(4.0) mu. In zijaanzicht cilindrisch, iets driehoekig. In vooraanzicht cilindrisch tot eivormig. Dextrinoide, rood in Congorood.
Basidia 4-sporig, soms 2-sporig.
Lamelsnede steriel.
Uitbundig veel cheilocystiden, 15.5-45x7.0-24 mu, knotvormig tot ballonvormig, iets dikwandig, hyaline. Geen pleurocystiden.
Kenmerken van het geslacht Parasolzwam (Lepiota) waartoe Spitsschubbige parasolzwam behoort.
Parasolzwammen uit het geslacht Lepiota zijn kleiner dan die uit het geslacht Macrolepiota, waarvan de hoed een diameter heeft van meer dan 15 cm. Parasolzwammen groeien op de grond, met een voorkeur voor rijke kalkhoudende bodems.
De hoed is tot 10 cm groot en bedekt met schubjes. De lamellen staan vrij van de steel. De slanke steel heeft een ring en is vaak bedekt met velumvlokjes. De sporen zijn wit.
Veel soorten parasolzwammen zijn giftig, sommige zelfs dodelijk.