Ruitjesbovist

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

De Ruitjesbovist is een wat plompe stuifzwam met een geplooide basis. De Plooivoetstuifzwam heeft ook zo′n geplooide basis, maar deze zitten duidelijk in een lange steel. Ook heeft de Plooivoetstuifzwam in het begin fijne schubjes op het bovenste deel, de Ruitjesbovist heeft grove schubben in het bovenste deel. Deze schubben vallen bij het ouder worden af, maar laten een duidelijk patroon achter.
Het vruchtlichaam is bol- of tolvormig en kan behoorlijk groot worden. De jonge Ruitjesbovist is wit en bedekt met pyramidevormige, vrij platte schubjes. Later wordt het oppervlak heel fijn ruw en vaalbruin. Er ontstaat een rafelige opening die steeds groter wordt en uiteindelijk scheurt de bovenzijde geheel af. Er blijft een soort kommetje over, dat nog heel lang blijft staan, vaak gevuld met regenwater.

De Ruitjesbovist groeit in voedselarme graslanden op zandige bodem.
Kenmerken van het geslacht Bovisten  (Calvatia) waartoe Ruitjesbovist behoort.

Tot het geslacht Calvatia behoren de Zwartwordende bovist, de Loodgrijze bovist, de Plooivoetstuifzwam, de Ruitjesbovist, de Reuzenbovist en de Grote kop-op-schotel.

Bovisten zijn bol- tot peervormig. Soms hebben ze een korte steel. Jonge bovisten hebben zowel in het bolletje als in de steel wit vlees. Bij het ouder worden verandert alles in gleba, een bruine sporenmassa. Er is meestal geen subgebla, een steriel steunweefsel in de steel. Als er wel subgleba is, dan is dit nooit meerkamerig.
Bovisten hebben nooit stekels op het bolletje. Het oppervlak kan iets bemeeld, zemelig, korrelig of wrattig zijn.
Als de sporen rijp zijn scheurt de bovenkant open en stuift het bolletje leeg in de wind. De lege bolletjes kun je nog lang vinden, soms als klein regentonnetje.

Vergelijk de Stuifzwammen
Stuifzwammen zijn peer- of zakvormig. Ze hebben altijd een steelvormig gedeelte. Jonge stuifzwammen hebben ook wit vlees zowel in het bolletje als in de steel. Bij het ouder worden ontstaat er echter alleen in het bolletje een sporenmassa (gleba). In de steel ontstaat een steriel steunweefsel, het subgleba. Dit is altijd meerkamerig.
Stuifzwammen dragen vaak stekeltjes. Deze stekeltjes vallen bij sommige soorten al snel af.
Als de sporen rijp zijn ontstaat er in het bolletje aan de bovenzijde een opening, hierdoor kunnen de sporen ontsnappen. Het sponsachtige steeltje met het lege bolletje blijft achter.

SPECIFICATIES - ruitjesbovist
familieStuifzwammen (Lycoperdaceae)
info familieStuifzwammen behoren tot de klasse van de Gasteromyceten- Buikzwammen. De sporen van Buikzwammen zitten in een bol, knol of zak. In de bol, knol of zak zit een kiemvlies waarop de sporen groeien. Dit kiemvlies kan op verschillende wijzen aanwezig zijn. Vaak is er een soort van inwendige steeltje. En vaak is er het zogenaamde gleba aanwezig, een sponsachtig weefsel waarin zich een of meer holtes (kamers) bevinden. In de kamers zit het kiemvlies. Soms is er ook een sponsachtig weefsel waarin geen kiemvlies aanwezig is, dit weefsel wordt het subgleba genoemd. Voor een juiste determinatie is het altijd nodig om de vruchtlichamen open te snijden om te zien of er (sub)gleba aanwezig is.
De vruchtlichamen scheuren bij rijpheid van de sporen aan de bovenzijde open, zodat een wijde, diep komvormige opening ontstaat of er ontwikkelt zich aan de bovenzijde een kleine opening, waardoor de olijf- tot donkerbruine sporen door regendruppels of door aanraking worden weggeblazen.

Tot de familie van de Stuifzwammen behoren de Bovisten en de Stuifzwammen. De Stuifballen behoren inmiddels tot de familie Tulostomataceae. De Aardappelbovisten tot de familie Scleroderma.

Stuifzwammen zijn peer- of zakvormig. Jong hebben ze aan de binnenzijde wit vlees. Ze hebben een steelvormig gedeelte. De sporen worden uitsluitend in het bolvormig gedeelte gevormd en niet in de steel. Het subgleba is altijd meerkamerig. |
Belangrijk bij de Stuifzwammen is ook de soort stekeltjes op het bolletje. Kijk als eerste of je ze kunt wegkrabben en of er dan een netachtige structuur achterblijft. Ook de kleur van het onderliggende velletje is belangrijk.

Bovisten zijn bol- of peervormig. Sommige soorten hebben een korte steel. Ook hier hebben jonge exemplaren aan de binnenzijde wit vlees. Bij het ouder worden verandert alles in gleba, bruin gekleurd van de sporen. Het subgleba is afwezig of indien aanwezig, nooit meerkamerig.
Bovisten hebben geen stekeltjes op hun bolletje. Het oppervlak kan wat bemeeld, zemelig, korrelig of wrattig zijn.
naam ruitjesbovist (Calvatia utriformis)
waar algemeen, op zandige, iets bemeste grond, op bemoste plekken in duinen, bossen, parken etc.
sporeekleur sporeekleur olijfbruin
hoed hoed wit tot bleek grijsbruin
steel steel nauwelijks herkenbaar
plaatjes vruchtlichaam gevuld met stuivende sporenmassa