Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Roodbruine schijnridderzwam (Lepista flaccida)
De Roodbruine schijnridder heeft een fraaie, okerkleurige tot roodbruine kleur en is vaak wat vlekkerig. De hoedrand is stomp en opvallend ingerold, later golvend en uiteindelijk recht. Het centrum van de hoed is trechtervormig verdiept.
De lamellen staan dicht opeen en lopen duidelijk op de steel af. Ze zijn wittig, later wat gelig. Steel zonder velum, iets korter dan de hoeddiameter, droog, overlangs vezelig en bleek rossig tot oranjebruin gekleurd.
Je vindt de Roodbruine schijnridderzwam vaak op dichte lagen strooisel in naald- en loofbossen.
Deze schijnridder kan verward worden met de Slanke trechterzwam (blijvend witte, niet dicht opeenstaande lamellen en blekere steel) en de Valse hanekam (viltiger hoed, gevorkte, feloranje gekleurde lamellen).
Kenmerken van het geslacht Schijnridderzwammen (Lepista ) waartoe Roodbruine schijnridderzwam behoort.
Schijnridderzwammen zijn forse paddestoelen met hoeden van 3-20 cm in doorsnede. De hoedrand is vaak ingekruld. Het oppervlak van de hoed is vaag kleverig tot droog, glanzend of mat, soms hygrofaan. De kleuren zijn wit, oker, bruin of blauwig tot paarsig.
De lamellen zijn smal aangehecht tot aangehecht of aflopend, dicht opeen tot gematigd opeen. De lamellen kunnen losgetrokken worden van de hoed.
De steel is cilindrisch, aan de voet wat gezwollen, massief of hol, glad tot vezelig.
Sporen min of meer rond, ruw tot wrattig, sterk cyanofiel, geen reactie in Melzers. Vaak in viertallen samenklonterend.
Basidia 4-sporig. Geen cystiden. Septa altijd met gespen.
Op humusrijke grond, vaak in heksenkringen.