Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Geringde ridderzwam (Tricholoma cingulatum)
De Geringde ridderzwam groeit in de duinen vooral bij de kruipwilg. Elders ook bij andere wilgensoorten. De soort is te herkennen aan de droge, geschubde, grijzige hoed en het ringetje rond de steel.
De hoed is 20-60 mm groot, eerste kegelvormig, later vrijwel vlak met geprononceerde umbo die vaak in een centrale verdieping staat. De rand is recht. De hoed is niet hygrofaan en niet doorschijnend gestreept. De kleur is grijs tot grijsbruin in het centrum met een lichtere rand. De hoed is verder bedekt met fijne, opstaande schubjes.
De plaatjes zijn uitgebocht aangehecht, buikig en wit tot bleek grijs. Bij ouderdom verkleuren de lamellen vaak naar geel.
De steel is cilindrisch, naar de voet iets verbreed, wit en heeft een stevig, wollig ringetje.
Het vlees verkleurt soms geel. De geur en smaak zijn sterk ranzig.
Sporen (4.5)5.0-6.5x(2.0)2.5-3.5 mu, Q=1.3-2.2, ellipsvormig tot subcilindrisch met uitgesproken apiculus.
Kenmerken van het geslacht Ridderzwam (Tricholoma) waartoe Geringde ridderzwam behoort.
Hoed droog of kleverig, kaal of geschubd.
Lamellen bochtig aangehecht, het voor ridderzwammen zo kenmerkende ′gootje′
Steel zonder ring, zelden met.
Sporee wit.