Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Gegordelde parasolzwam (Lepiota brunneoincarnata)
Kenmerkend voor de Gegordelde parasolzwam zijn de kleur van de hoed en de schubjes, de sporenmaten en de structuur van de hoedhuid. De steel is onder de onopvallende ring bedekt met donkere schubjes.
Hoed 2-5.5 cm, gewelfd, later gespreid en met umbo, tenslotte ingedeukt,
wit-roze en bedekt met concentrisch gerangschikte wijnrode-bruine schubjes.
De lamellen staan vrij, staan gemiddeld ver uiteen en zijn wit.
De steel is 2-6 cm x 0.5-1 cm, cilindrisch, wit boven de onopvallende ring, wit-roze en bedekt met bruine schubjes onder de ringzone.
Sporen 8-10.5x4-5 mu, elliptisch tot amandelvormig, glad. Sporee wit.
Cheilocystiden 20-40x5-10 mu, cilindrisch tot smal knotsvormig, soms gesepteerd.
Pileipellis een trichoderm van cilindrische cellen. Gespen aanwezig.
De Gegorgelde parasolzwam bevat amatoxines en dat maakt deze mooie paddestoel dodelijk giftig.
Vergelijk Lepiota brunneolilaceo (Zandparasolzwam)
Hoed 2-4 cm, kegelvormig gewelfd, later halfbolvormig tot gewelfd, niet hygrofaan, niet doorschijnend gestreept, rossig lilabruin met een donkerder centrum, geheel viltig dan fijn schubbig, met aan de rand hier en daar violetbruine velumvlokjes.
Lamellen dicht opeen, vrij, buikig, wit met grijze tint.
Steel 20-50 x 3x8 mm, onderste deel in het zand stekend, cilindrisch met verdikte basis, roze- tot lilabruin, met klein, wit, vliezig ringetje op 1/3 vanaf de top. Boven de ring met fijne, contrasterende bruin-violette velumresten, onder de ring met donkerder violetbruine schubjes. Ring ontbreekt vaak bij oudere exemplaren.
Sporen (8-0)8.5-12.0x4.5-6.0 mu, Q1.6-2.2, Qav=1.8-2.0, eivormig tot ellipsvormig, kleurloos, glad, dextrinoid
Cheilocystiden talrijk, 15-30x6.0-10 mu, variabel van vorm, meestal flesvormig tot buikig. Gespen aanwezig.
Beperkt tot Helm in de helmduinen.
Kenmerken van het geslacht Parasolzwam (Lepiota) waartoe Gegordelde parasolzwam behoort.
Parasolzwammen uit het geslacht Lepiota zijn kleiner dan die uit het geslacht Macrolepiota, waarvan de hoed een diameter heeft van meer dan 15 cm. Parasolzwammen groeien op de grond, met een voorkeur voor rijke kalkhoudende bodems.
De hoed is tot 10 cm groot en bedekt met schubjes. De lamellen staan vrij van de steel. De slanke steel heeft een ring en is vaak bedekt met velumvlokjes. De sporen zijn wit.
Veel soorten parasolzwammen zijn giftig, sommige zelfs dodelijk.