Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Geelwitte russula (Russula ochroleuca)
De Geelwitte russula kan verward worden met de Beukenrussula en de Zonnerussula. De Geelwitte en de Beukenrussula hebben beide nooit een felgeel gekleurde hoed. Het oppervlak van de hoed van de Geelwitte is kaal, soms bij het ouder worden kort geribd. De hoed van de Beukenrussula is bij droog weer mat, de rand is geribd. De steel van de Geelwitte is wit, die van de Beukenrussula is nooit wit, maar crème tot okergeel. De geur van de Geelwitte is neutraal, die van de Beukenrussula is zoet-zurig, lijkt op ingeblikte appelmoes. De Geelwitte komt voor in zowel loof- als naaldbossen op zure, tamelijk voedselarme, zandige grond. De smaak van de Geelwitte is mild, de smaak van de Beukenrussula is zeer scherp. De Beukenrussula komt voor in loofbossen en lanen, vrijwel uitsluitend onder beuken. Ze worden echter vaak in elkaars gezelschap gevonden. De geur is dan bepalend voor de keuze van een soort.
De Zonnerussula heeft een stralend goudgele tot chromaatgele hoed met een iets lichtere rand. De hoedrand is geribd. De lamellen blijven lang wit en verkleuren dan naar lichtgeel. De geur is ook van de ingeblikte appelmoes. De smaak is scherp.
Sporen Geelwitte: wrattig-reticulaat, 8-10x6,5-7,5 mu.
Kenmerken van het geslacht Russula (Russula) waartoe Geelwitte russula behoort.
Russula′s geven bij kneuzing geen melksap af zoals de tot deze familie behorende melkzwammen. De lamellen zijn aangehecht en kenmerkend doordat er geen korte tussenlamellen zijn. De sporen zijn wit tot dooiergeel. De steel is cilindrisch tot knotsvormig.
Het determineren van Russula′s is vooral een kwestie van proeven en ruiken, de hoedhuid aftrekken en krassen met het toversteentje.
Toversteentjes zijn kristallen ijzersulfaat. Ze zijn niet in de handel verkrijgbaar. Je schijnt ze te kunnen maken door roestige spijkers een tijdje in mosdoder te leggen.