Duifrussula (Russula grisea ss. lato)

De Duifrussula′s hebben bij het ouder worden een min of meer vlakke hoed met verdiept centrum, het oppervlak is droog en vaak wit berijpt. De rand is vaak enigszins radiair gegroefd en de kleur is erg variabel, een mengeling van leigrijs, blauwgrijs, groenig, lila, niet zuiver rood, groen of geel.
De lamellen zijn bros, wit of crème, behalve bij de Regenboogrussula die elastische, nauwelijks afbrokkelende lamellen heeft.
Het vlees is dun, wit en bros.
De geur is onopvallend en de smaak is mild.
De sporee is crème tot oker, afhankelijk van de soort.

De groep omvat de Duifrussula, de Gazonrussula, de Violetgroene russula en de Berijpte russula. (Russula grisea, R. anatina, R. ionochlora, R. parazurea).
De Berijpte russula is te herkennen aan de witte berijping op de leigrijze hoed.
De Regenboogrussula heeft, zoals al opgemerkt, geen brosse lamellen en verkleurt nauwelijks na het bekrassen met het toversteentje.
Voor de overige soorten moet de microscoop er aan te pas komen en dan nog blijft het verschil lastig te zien.
Sporee cream (II)
Sporen deels met netwerk ==> R. parazurea (Berijpte russula)

Sporen met geïsoleerde wratten
Hoed een mengeling van blauw, paars, lila, grijs, geel of groen, glad en vaak glanzend.
Topcellen pileipellis toelopend, gesteund door korte, rechthoekige cellen. Sporee IIa. Feloranje-rossig met toversteentje =>R. ionochlora
Topcellen pileipellis toelopend. gesteund door langwerpige cellen. Sporee IIc. Roze met toversteentje ==>R. grisea