Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Dikvoetbreeksteeltje (Conocybe subovalis)
Het Dikvoetbreeksteeltje (Conocybe subovalis)... het eerste waar je thuis bij determinatie dan voor moet boeten, is de afgebroken, kenmerkende dikke voet. De harde klei is dan natuurlijk geen aanvaardbaar excuus. Iets om aan te denken, overigens niet alleen bij de Breeksteeltjes.
Maar ook met voet is het determineren toch een kwestie van de microscoop erbij halen.
Breeksteeltjes hebben hele leuke, kegelvormige cheilocystiden. Kleine poppetjes, die bij de een slank en bij de ander dik zijn, met een groot hoofd of een klein hoofd, met een lange of een korte nek. Heel divers dus.
Het Dikvoetbreeksteeltje behoort tot de sectie Conocybe. Dit zijn breeksteeltjes met hoofdzakelijk kegelvormige caulocystiden.
De cheilocystiden hebben buikjes die tot 15 mu breed kunnen zijn, de kopjes variëren van 5-8.5 mu.
De sporen zijn langer dan 10 mu, dikwandig en hebben een tot 2 mu grote kiempore. De sporen kleuren roestbruin in KOH.
Mijn dikvoetloze breeksteel lijkt al met al redelijk aan al deze eisen te voldoen.
Kenmerken van het geslacht Breeksteeltjes (Conocybe) waartoe Dikvoetbreeksteeltje behoort.
Tere, vaak langgesteelde, izabelkleurige, bleek gele of cremekleurige, of geel- of rossig bruine paddestoelen. Hoed klok- of kegelvormig tot gewelfd-uitgespreid. Soms met vliezige ring.
Sporeekleur geel- of okerbruin.
In Nederland komen ongeveer 60 soorten voor. Meestal moet de microscoop er aan te pas komen om ze op naam te brengen.