Bundelmosklokje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Bundelmosklokje (Galerina marginata)

Galerina marginata / Galerina marginata sl, incl. autumnalis, hygrophila, subochracea, uncialis, unicolor

Determinatie van het Bundelmosklokje is een lastige opgave. Er zijn een aantal sterk gelijkende mosklokjes, zoals het Kraagmosklokje en het Duinmosklokje. Vermoedelijk gaat het hier om een complex van soorten, maar dat moet nog verder worden onderzocht.
Is het Kraagmosklokje een aparte soort?
Onderzoek wees uit dat Galerina-soorten in de sectie Naucoriopsis allemaal gelijk zijn aan het Kraagmosklokje. Er is weinig verschil tussen G. autumnalis, G. marginata, G. unicolor, G. venetata en nog enkele andere. Ze vallen alle onder de oudste naam G. marginata.
Het enige verschill tussen het Kraagmosklokje en het Bundelmosklokje is dat de eerste een kleverige hoed heeft en de laatste een droge.

Het Bundelmosklokje (Galerina marginata) is niet echt een "klokje", maar eerder een "klok". Ook groeit het Bundelmosklokje niet altijd in bundels en ook niet altijd op het mos. Het Bundelmosklokje is daar bovenop ook nog minder lieflijk dan de naam doet vermoeden, ze behoort namelijk tot de giftigste paddestoelen van Nederland, vergelijkbaar met de Groene knolamaniet!
Verwisseling is mogelijk met bijv. de honingzwammen of het fluweelpootje.

In het veld valt direct de dunne ring rond de steel op. Het bepalen van de kleur van de sporen in massa (lichtbruin) sluit gelijkende soorten als het Stobbezwammetje uit. Het Bundelmosklokje groeit bovendien op naaldhout.



Onder de microscoop moet dan het volgende gevonden worden:
  • Pleurocystiden. Evenals de cheilocystiden zijn ze flesvormig met zeer lange, uitgerekte hals
  • Cystidia zonder kristallen
  • Basidia 4-sporig
  • Sporen ruw-wrattig, met iets losse perispore, geelbruin 7.5-10.5(-13)x4.5-6.5(-7) mu
Het Bundelmosklokje groeit meestal op (naald)hout, maar kan ook op de grond voorkomen.
Hoed meestal halfrond met ingerolde rand (jong), zelden klokvormig, kleverig en glanzend bij vocht(!zie eerdere opmerking over het Kraagmosklokje!), hoedrand gestreept, oker, geelbruin tot roodbruin
Lamellen breed aangehecht of met aflopend tandje, bleekgeel tot geelbruin.
Steel 20-70x(1-)2-5(-10) mm, cilindrisch of aan de voet iets verbreed, hol wordend, zijdeachtig wit vezelig onder een dunne ring of duidelijke ringzone, top beige, naar de voet toe grijsbruin tot donkerbruin
Geur melig (stuk wrijven tussen de vingers), smaak mild.
Sporen amandelvormig, ellips- tot citroenvormig, met callus en duidelijke plage.

Cheilocystiden 28-77(-95)x(5-)8-18 mu, fles- tot spindelvormig met 2-4 mu lange, toelopende hals, eventueel met 8 mu brede kop.
Pleurocystiden identiek.
Pileipellis met gelatineerde hyfenlaag.
Solitair of in groepen, vaak op rottend dennenhout, maar ook op loofhout en tevens op de grond tussen grassen en mossen.

Over het Kraagmosklokje
Galerina autumnalis is een dodelijk giftige paddestoel. De paddestoel wordt gevonden in relatief natte bossen op vermolmd hout.
Het Kraagmosklokje is te herkennen aan de bruine hoed en een relatief kleine, fragiele ring op de steel. Het onderste deel van de steel is meestal donkerder bruin, soms met duidelijke vlokken en toefjes hyfen. Boven de ring is de steel lichter bruin en kaal.
De lamellen hebben ongeveer dezelfde kleur als de top van de steel en worden donkerder bij het ouder worden. Het zijn relatief kleine paddestoelen, meestal heeft de hoed met een doorsnede van 2-5 cm.
De sporenprint is roestbruin.
Onder de microscoop is een duidelijke navelvlek te zien.

Het Kraagmosklokje kun je ook in de winter vinden, maar is geen typische winterpaddestoel.


Kenmerken van het geslacht Mosklokje  (Galerina) waartoe Bundelmosklokje behoort.

Mosklokjes hebben een mycena-achtig tot collybia-achtig vruchtlichaam, soms met velumresten. De hoedkleur ligt ergens tussen oker en roodbruin.
De lamellen zijn aangehecht. De lamelsnede is wit gewimperd - te zien met loepje.
De steel is droog, vlokkig of kaal, soms met vliezige ring.
De sporen zijn bruinoranje of roestbruin. De sporen zijn aan de top vaak wat uitgerekt en in meer of mindere mate wrattig.
Cystiden zijn altijd aanwezig - de vorm is een belangrijk determinatiekenmerk. Groeit op mos, aarde of hout.

Sommige soorten zijn extreem giftig.

SPECIFICATIES - bundelmosklokje
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam bundelmosklokje (Galerina marginata)
waar op rottend (naald)hout of op de grond tussen mossen en grassen
sporeekleur lichtbruin-roestbruin
hoed halfrond, kleverig en glanzend bij vocht, hoedrand gestreept, oker, geelbruin tot roodbruin
steel 20-70x(1-)2-5(-10) mm, cilindrisch, zijdeachtig wit vezelig onder dunne ring, top beige, naar de voet toe grijsbruin
plaatjes breed aangehecht of met aflopend tandje, bleekgeel tot geelbruin