Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Wit kalkkussen (MyxomyceetNN)
Fuligo septica var. candida verliest snel het pigment bij rijping. Het pigment, de kalk van de cortex en de pseudocolumella zijn duidelijk te herkennen. Ook heeft deze variëteit een opvallende kalkrijke cortex (enkel en dubbel).
Fuligo septica var. candida wordt ook wel als aparte soort genoemd: Fuligo candida.
Heksenboter of runbloem is misschien wel de meest bekende slijmzwam - een grote, gele klodder op meestal een wit voetje op een dode boomstam, zoiets. Een sljmzwam waar je altijd wat ongeïnteresseerd aan voorbij loopt. Weer een heksenboter!
De niet gele soorten kun je dan ineens aardig op het verkeerde been zetten en je in een waar doolhof doen belanden.
Laten we daarom ook de heksenboter eens aan een nader onderzoek onderwerpen.
Fuligo septica heeft kenmerkende bruine sporen die kleiner zijn dan 8-10 mu in doorsnede.
Fuligo septica kent 5 variëteiten. De cortex en de kalklichamen zijn belangrijke kenmerken om ze te onderscheiden.
De 5 varianten van F. septica:
cortex geel en kalklichamen wit => var. septica
cortex en kalklichamen wit => var. candida
cortex en kalklichamen geel => var. flava
cortex en kalklichamen paars => var. rosea
cortex wit tot paars of rood, kalklichamen paars, kleine sporen =>var. rufa
De aethalia van var. flava blijven geel. De cortex verdwijnt snel. De pseudocolumella is geel tot kleurloos.
De aethalia van var. rufa zijn wat roodachtig. Het pseudo-capillitium is wit tot paars. De cortex bestaat uit minimaal 2 lagen, waarvan de buitenste met rood pigment.
De sporen van deze variëteiten zijn kleiner dan die van andere variëteiten.
Kenmerken van het geslacht Kalkkussen (Fuligo) waartoe Wit kalkkussen behoort.
Het geslacht Fuligo behoort tot de orde Physarales - Kalkhoudende myxomyceten. Kenmerkend zijn de grote, gele, soms witte, voortkruipende plasmodia.
De plasmodia versmelten tot een groot, kussenvormig vruchtlichaam, dat bedekt wordt door een sponsachtige wand van steriele vruchtlichamen of plasmodiocarpen. Deze cortex bevat pigment en is dan ook geel, rood, paars of zonder pigment wit gekleurd.
De hypothallus is vaak sponsachtig en bestaat uit doorboorde, vliezige lagen.
Het capillitium is meestal kleurloos en vormt een min of meer duidelijk netwerk met kleine, meestal spoelvormige kalklichaampjes, soms elastisch uittredend, soms schaars.
Er worden in dit geslacht 9 soorten erkend. Bij determinatie is de sporenmaat belangrijk, evenals de kleur van het aethalium.