Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Knikkend lantaarntje (Cribraria cancellata)
Cribraria cancellata (Knikkend lantaarntje) herken je aan de talrijke ribben die verbonden zijn door dunne dwarsverbindingen en bezet zijn met bruine dictydine korrels. De top van de steel is dun en gekromd, zodat de vruchtlichamen als lampionnetjes aan een stokje naar beneden hangen. Het netwerk van ribben en dwarsverbindingen is het beste te zien als je het rijpe vruchtlichaam leegblaast. De ribben lopen door tot de top van het vruchtlichaam.
De sporen zijn bleek en bezet met fijne wratjes. Ook op de sporen kunnen paarsige dictydinekorrels zitten. De sporen zijn 5-7 mu in doorsnede.
Cribraria cancellata dd. 18-07-2024
En dan ineens is de slijmzwam waarvan je dacht dat je die wel nooit zou vinden daar! Niet dat het Knikkend lantaarntje zeldzaam is en waar ze voorkomt is dat vaak massaal. Op een dag zijn ze er, op een stukje schors dat ik had meegenomen vanwege de boomwrat. Dat was op 16 juli. Twee dagen later ontdek ik de kleine vruchtlichamen. Dan begint het wikken en wegen - nog laten rijpen of oogsten? Te lang in het vochtige bakje kan schimmel opleveren, maar bij te kort gerijpt zullen de sporen misschien niet mooi weggeblazen kunnen worden. Ik wil zo′n mooi doorzichtig lampionnetje hebben. Op de foto′s zie ik echter al de eerste witte schimmeldraden en er zit dus niets anders op dan het stukje schors te drogen te leggen, voordat alles overwoekerd is. Een dag later probeer ik de sporen weg te blazen. Dat blijkt een makkie - met 1 pufje is het hele geraamte leeg! Wat een schoonheden!
Kenmerken van het geslacht Cribraria (Cribraria) waartoe Knikkend lantaarntje behoort.
De vruchtlichamen zijn meestal gesteeld en bol- tot peervormig.
De steel is doorschijnend, donkerder of van dezelfde kleur als het vruchtlicaam, gerimpeld of gedraaid en aan de top vaak gevuld met kalkkorrels.
Het peridium bestaat uit een kom of schijf (ontbreekt soms) met daar bovenop een netwerk of ribben. De kom (als die er is) is glad, radiaal geribbbeld of geplooid en bevat kalkkorrels die vaak in rijen gerangschikt zijn. Soms is de kom ook fijn concentrisch geribbeld.
Het net zit vast aan de kom of anders aan de steel. Het net bestaat uit verbonden draden met knopen en ribben gevuld met kalk.
Sporen in massa oker, geel, rood, paars, bruin of violet. Sporen klein, 4.5-9 mu, bleek in doorvallend licht, soms met aanhangende kalkkorrels. Sporen weinig opvallend versierd.
Groeit op dood hout, zelden op schors van levende bomen of op bladeren.