Klein geaderd witje (Pieris%20napi)

Klein geaderd witje


Koolwitjes behoren tot de meest algemene vlinders in ons land. Tot voor kort kwamen er hier 3 soorten voor.
De vorm van de zwarte punt op de vleugels is het handigste kenmerk om de drie soorten van elkaar te onderscheiden.

Bij het Klein geaderd witje loopt de zwarte punt geleidelijk naar beneden toe, een beetje vervagend, het oogt wat rommelig.

De zwarte punt op de vleugels van het Groot koolwitje loopt zonder te vervagen door naar beneden, tot voorbij de zwarte stip op de vleugel.

De zwarte vlek op de vleugels van het Klein koolwitje is een klein driehoekje. Het reikt bij lange na niet tot aan de zwarte stip op de vleugels.

Inmiddels heeft zich een vierde soort bij dit trio gevoegd, het Scheefbloemwitje. De noordelijkste plek waar deze vlinder gesignaleerd is, is Wageningen. De zwarte vlek op de vleugelpunt van het Scheefbloemwitje is vrij groot en rechthoekig. Bovendien is de zwarte punt gereduceerd tot een dikke boog.

De aders op de onderkant van de achtervleugel van het Klein geaderd witje zijn grijsgroen bestoven. Op de bovenkant van de voorvleugel zit bij het mannetje 1 zwarte of donkergrijze vlek, bij het vrouwtje zitten er twee donkergrijze of zwarte vlekken.

Bij het Klein koolwitje en het Groot koolwitje zijn de aders op de onderkant van de achtervleugel niet grijsgroen bestoven. Zowel het mannetje als vrouwtje hebben 2 vlekken op de voorvleugel.

De rups is groen en overdekt met fijne, korte haartjes, fijn zwart gespikkeld en zonder de smalle, gele rugstreep van het Klein koolwitje. De zwarte spiracula liggen elk in een afzonderlijk geel vlekje.

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst