Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Fopdraadwatje (Trichia varia)
Het Fopdraadwatje is onder de microscoop direct te herkennen aan de elateren die slechts met 2 spiralen zijn omwonden. Bovendien steken de spiralen aan 1 zijde verder uit dan aan de andere zijde.
Sporangia zittend of kort gesteeld, tot 1 mm hoog, min of meer bolvormig.
Steel, indien aanwezig, dik en kort, gegroefd, donkerbruin tot zwart, ondoorschijnend.
Peridium vliezig, geel en doorschijnend, aan de binnenkant met kuiltjes ter grootte van de sporen en soms met verdikkingen.
Elateren tamelijk lang, niet vertakt, 3-5 mu in diam., oranje- of okergeel, met twee (zelden 1) losgewonden, gladde spiralen die aan een kant meer uitsteken dan aan de andere kant; punten 10-15 (-20) mu lang. Sporen en elateren samen opvallend licht okergeel, oranjegeel, geel of geelbruin, 12-14 diam., vaak onregelmatig van vorm, met of zonder oliedruppeltjes, de wand bezet met wratjes.
Plasmodium wit.
Kenmerken van het geslacht Draadwatje (Trichia) waartoe Fopdraadwatje behoort.
Sleutel volgens De Nederlandse Myxomyceten - E. Nannenga-Bremekamp
12. Capillitiumbuizen zonder kalk, met spiraalstructuur
13. Buizen vrijwel onvertakt, vrij kort, veel losse uiteinden, los in het sporangium liggend.
14. Buizen in scherpe punten eindigend.