Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Variabel netwatje (Arcyria affinis)
Kenmerkend voor Arcyria affinis zijn het pluimvormige capillitiumnet dat met een enkel draadje verbonden is met de beker en daardoor gemakkelijk weg te blazen is, de roodbruine kleur van de vruchtlichamen en de tamelijk diepe bekers.
Microscopisch vallen de druk versierde buizen en de versiering van de kom op.
De vruchtlichamen van het Variabel netwatje staan dicht op elkaar en soms ook door elkaar gestrengeld. Ze komen vaak in grote groepen voor. De vruchtlichamen zijn kort gesteeld, 2.0-3.5 mm hoog, cilindrisch. De kleur is wijnrood, donkerroodbruin of roodbruin, later steeds roodbruin.
De steel is tot 1 mm lang, donker en gevuld met cysten die aan de voet tot 14 mu groot zijn.
De peridiumkom is vrij diep en asymmetrisch, glad of geplooid, de binnenzijde is bezet met wratjes die soms door een netwerk van richeltjes verbonden zijn. Soms blijven er restje van het peridium achter op het capillitiumnet. Het capillitiumnet is vrij wijdmazig en zet voornamelijk in de lengte uit. De zo ontstane pluim helt over of ligt neer. Het net is uitsluitend aan de steel aangehecht en derhalve gemakkelijk uit de kom te blazen.
Buizen 3.5-9.0 mu in doorsnede, met wratten, stekels, halve ringen en ringen versierd, ook zijn er richeltjes die met de verdikkingen een netwerk vormen.
De sporen zijn bijna kleurloos, 7-8 (-9) mu en bedekt met wratjes of stekeltjes en groepjes van grotere wratten.
Het plasmodium is wit.
Deze soort is nogal variabel, zoals de Nederlandse benaming ook al aangeeft.
Kenmerken van het geslacht Arcyria (Arcyria) waartoe Variabel netwatje behoort.
Capillitiumbuizen hol - niet glad - geen kalk - zonder spiraalstructuur, wel versierd met stekeltjes, wratjes, halve ringen, knotsen of richeltjes, netvormig.
Sporenmassa roestkleurig, geel, rood, roze, bruin, of olijf- of okerkleurig, nooit lilagrijs, purpergrijs of purperbruin of zwart.
Vruchtlichamen kleiner dan 2,5 mm in diam. .
Het onderste deel van het peridium blijvend als kom, schotel of bekertje. Meestal gesteeld.
Sleutel volgens - E. Nannenga-Bremekamp
11. Capillitiumbuizen hol - structuur zonder kalk, oppervlak buizen niet glad.
12b. Capillitiumbuizen zonder spiraalstructuur, maar met wratjes, stekeltjes, halve ringen, knotsen of richels.
19. Onderste deel peridium blijft als kom, schotel of bekertje, meestal gesteeld. Capillitium netvormig, meestal elastisch, bezet met ringen, halve ringen, stekels, wratten en of richeltjes ==> Arcyria
Vergelijk Trichia
12a. Capillitiumbuizen met spiraalstructuur.
13. Capillitiumbuizen lang en onvertakt of vertakt en een net vormend.
- Buizen lang en onvertakt ==> Metatrichia,
- buizen vertakt en een net vormend of dooreengestrengeld en dan niet steenrood ==>
- Buizen met duidelijke spiraalstructuur, eindigend in scherpe punten ==> Hemitrichia.
Vergelijk Arcyria