Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Graspieper (Anthus pratensis)
Bij de Graspieper is de streping op de zijflanken even sterk als de streping op de borst. Bij de Boompieper is de flankstreping dunner. De Graspieper heeft een iets slankere snavel die van een afstand vaak geheel donker lijkt (geen roze ondersnavelbasis als Boompieper). Minder duidelijke wenkbrauwstreep en iets smallere, niet zo lichte mondstreep. Smalle, vuilwitte oogring.
De Graspieper leeft voornamelijk op de grond, maar je ziet hem ook op paaltjes, op prikkeldraad of in de top van struikgewas.
De zangvlucht is karakteristiek: snel opstijgend en vervolgens dalend op stijve vleugels.
De duinpieper komt vooral voor op kale bodems, zoals stuifzanden, onbegroeide stukken in heidevelden en in de duinen. De duinpieper is groter dan de graspieper, heeft opvallend lange poten en valt op door zijn rechte houding. Het kleed is egaal zandkleurig.
Kenmerken van het geslacht Kwikstaarten (Motacillidae) waartoe Graspieper behoort.
Er zijn twee groepen in deze familie, namelijk de echte kwikstaarten en de piepers. De meeste leden van deze familie leven op de grond, vaak dicht bij het water. Kenmerkend is het opwippende staartje tijdens het lopen over de grond. De kwikstaarten zijn vaak opvallend getekend, de piepers hebben meestal alleen bruine vlekken en strepen. Het zijn insecteneters.