Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Mannetjesorchis (Orchis mascula)
De bovenste 3 bloemdekbladen zijn helm- of mutsvormig samengebogen. De overige blaadjes staan af. De bloemdekslippen zijn langwerepig eirond, spits. De spoor staat schuin omhoog en is ongeveer even lang als het vruchtbeginsel. Het blad is al dan niet gevlekt, lijnlancetvormig met versmalde voet.
De bloem is purper of roodachtig tot lila. De lip 8-15 mm lang, diep 3-lobbig.
De onderste bladen staan in een soort rozet, de bovenste zitten als een schede om de bloemstengel.
De knollen zijn rond of ovaal, maar niet handvormig ingesneden.
Kenmerken van het geslacht Standelkruid (Orchis) waartoe Mannetjesorchis behoort.
De Standelkruiden hebben een duidelijk spoor aan de achterzijde van de onderlip. De onderlip is breed, aan het einde duidelijk ingesneden, vaak in 3 slippen. De slippen zijn niet lang en dun zoals bij de Bokkenorchis of Poppenorchis. Er zijn geen tandjes of slipjes op de onderlip, zoals bij het Hondskruid. De aren zijn breed, de spoor is dik, kegel- of knotsvormig en niet langer dan het vruchtbeginsel (het vruchtbeginsel lijkt op een bloemsteel).
Bij de bloei verwelkt een van de twee knollen, de ander richt zich op de volgende bloei. Dit noemt men wisselknollen.
De zaden zijn zeer talrijk en klein en kunnen alleen kiemen met behulp van een schimmel (mycorrhiza - vergelijk ook paddestoelen).