Duinveldridderzwam

Duinveldridderzwam

Veldridderzwammen - mooi en lastig

Veldridderzwammen zijn over het algemeen robuuste, mooie paddenstoelen. Helaas is determinatie knap lastig, ook onder de microscoop.
Allereerst is verwisseling met ridderzwammen (Tricholoma-soorten) mogelijk. Let op de opvallende umbo (bobbel) op de hoed van de Veldridderzwammen, het ingegroeid vezelige hoedoppervlak en de biotoop (graslanden). De ridderzwammen missen de umbo en komen vooral voor in bossen of bij verspreid staande bomen.

De cystiden van de veldridderzwammen zijn vaak aan de top bedekt met kristallen. Let erop dat deze kunnen verdwijnen in KOH of ammonia, dus altijd de lamel eerst in water bekijken!

In ons land komen zo′n 20 soorten voor. De meest algemene is de Zwartwitte veldridderzwam. (Melanoleuca polioleuca ss stricto). Zeer zeldzaam is de Spikkelsteelveldridderzwam (M. verrucipes) met een witte steel met donkere vlokjes.
Een andere enigszins in het veld te herkennen soort is de Okerkleurige veldridderzwam (M. cognata). De kleur is warm okerbruin tot oranjebruin, de lamellen zijn vaal oranjegelig.

In de buitenste duinenrij (zeereep) en altijd in gezelschap van helm is de Duinveldridderzwam te vinden. Deze herken je aan de grijzige lamellen en het vele zand op en rond de paddenstoel. In de grijze duinen is de Zwartwitte veldridderzwam de meest voorkomende veldridderzwam.

Zwartwitte veldridderzwam

De hoedkleur is donkergrijsbruin of rossig bruin, het oppervlak is droog en kaal. De lamellen staan vrij dicht opeen en zijn bochtig aangehecht, wit of met licht grijze inslag. De lamelsnede is gaaf. De steel is grijzig bruin en overlangs gestreept (niet verwarren met Streepsteelveldridderzwam!). Het vlees in de hoed is wit, in de steelbasis donkerbruin.
Sporen 6-9.5 x 4-5 mu, Qav=1.5-1.8, ellipsvormig tot langwerpig, dicht bezet met amyloïde wratjes en met navelvlek (plage).
Cheilo- en pleurocystiden variabel van vorm, spoel- tot flesvormig, vaak met kristallen, soms gesepteerd.

De microscopie-sleutel (in de Funga Nordica) brengt je direct na de reeds genoemde Spikkelsteelveldridderzwam bij de Kale veldridderzwam (M. melaleuca).

Kale veldridderzwam

De Kale veldridderzwam is in het veld nauwelijks te onderscheiden van de Zwartwitte veldridderzwam. De biotoop kan een aanwijzing zijn.
Kenmerkend is het ontbreken van pleuro- en cheilocystiden. En dat is een lastig kenmerk: afwezigheid is meestal met minder zekerheid vast te stellen dan aanwezigheid, vooral waar de FN meldt dat de cheilocystiden soms moeilijk te vinden zijn.
De sporen van de Kale veldridderzwammen hebben een lagere Q-waarde dan de sporen van de Zwartwitte. D.w.z. dat de sporen van de Zwartwitte iets meer langwerpig zijn. (Breedte 5-6 mu tegenover 4-5 mu bij de Zwartwitte, bij een lengte van 6.5-8.5 tegenover 6-9.5 mu). De hoed van de Kale veldridderzwam is droog, glad, roodbruin tot grijsbruin of donkerbruin. De lamellen zijn uitgebocht aangehecht en staan dicht opeen. De steel is cilindrisch, vezelig, bleekbruin tot grijsbruin. De geur is zwak of grasachtig.
Sporen 6.5-8.5 x 5-6 mu, ellipsvormig, ruw.
Te vinden in naaldbossen op droog, rijk zand (volgens de Verspreidingsatlas), in wegbermen en op open plekken in bossen, hooilanden e.d., vaak op kalkrijke grond.

De overige veldridderzwammen hebben cheilocystiden en eventueel ook pleurocystiden.
De cheilocystiden kunnen gesepteerd zijn, buikvormig en met lange, puntige hals. Ze zijn vaak moeilijk te vinden en er zijn meestal geen pleurocystiden.
Deze weg volgend kijk je naar de lengte van de sporen.

Sporen minder dan 8 mu lang

Nu zijn de kandidaten de Tengere veldridderzwam (M. rasilis) en de Kleine veldridderzwam. De laatstgenoemde wordt echter niet vermeld in de Verspreidingsatlas, dus die laten we voor wat het is.
De Tengere veldridderzwam is een soort die ook in de duinen voorkomt. Kenmerkend zijn de donker grijsbeige lamellen. De hoed is glad, donkerbruin en bleker naar de rand toe, vaak grijzig berijpt. De lamellen zijn uitgebocht en staan matig dicht opeen. De steel is cilindrisch, berijpt, gestreept, bleek kleikleurig tot donker grijsbruin.
Sporen 6-8 x 4-6 mu, ellipsvormig, ruw.
Cheilocystiden buik- of flesvormig met 2.5 mu breed bovendeel, gesepteerd, vaak met kristallen aan de top.

Vervolgen we onze weg.
De sporen zijn langer dan 8 mu.

De keuze is nu M. subbrevipes (niet in Verspreidingsatlas) en de Kortstelige veldridderzwam (M. brevipes) die zoals de naam al doet vermoeden een steel heeft die veel korter is dan de hoeddiameter. Met een langere steel is er dan nog de Streepsteelveldridderzwam (M. grammopoda) met, niet geheel verrassend, een in de lengte gestreepte steel. Sporen 7.5-10 x 4-6 mu, ellipsvormig tot langwerpig, ruw. Cheilocystiden buikvormig met 2-4 mu breed bovendeel, meestal gesepteerd en met kristallen aan de top.
Is de steel vezelig, maar niet in de lengte gestreept, dan is de Grijze veldridderzwam (M. exscissa) een optie. Sporen 7.5-9-5x5-6.5 mu, ellipsvormig, ruw. Cheilocystiden fles- tot buikvormig, gesepteerd, vaak met kristallen.

Tot zover de veldridderzwammen met veelal gesepteerde cheilocystiden. De eerste die zich meldt als niet-gesepteerde is de al eerder genoemde Okerkleurige veldridderzwam (M. cognata). Vooral dus te herkennen aan de opvallend oranje tot zalmkleurige lamellen.
De overige soorten hebben witte, cream of grijskleurige lamellen.
Met witte hoed M. subalpina en de Bleke veldridderzwam (M. strictipes). De eerste komt niet voor in de Verspreidingsatlas en de tweede is uiterst zeldzaam.
Met grijze lamellen heb je dan de keuze uit de Duinveldridderzwam (M. cinereifolia) en de Donkere veldridderzwam (M. atripes). De laatste is zeer zeldzaam. De Duinveldridderzwam is gebonden aan helm en de zeereep. Sporen 7-11x4.5-6 mu, cheilo- en pleurocystiden spindel- of flesvormig, iets dikwandig en vaak met kristallen.

Met witte of creamkleurige lamellen blijven dan de uiterst zeldzame Bundelveldridderzwammen (M. turrita) - deze groeien uiteraard in bundeltjes en de Berijpte veldridderzwam (M. subpulverulenta), eveneens zeer zeldzaam.
Resteren nu nog de Witplaatveldridderzwam (M. friesii), deze groeit vooral in de duinen en verdient derhalve mijn aandacht.
De hoed is glad, donker roodbruin tot sepia. De lamellen uitgebocht tot iets aflopend, dicht opeen, wit. Steel cilindrisch, bleek, maar spoedig donker grijsbruin in het onderste deel. Sporen 7-9.5x4.5-5 mu, ellipsvormig, ruw. Cheilocystiden flesvormig, iets dikwandig, vaak met kristallen.

En dan last, but not least, als je het helemaal niet meer weet, dan kom je uit bij de Zwartwitte veldridderzwam (M. polioleuca), waar ik dit verhaal ook mee begon.

gespikkelde steel of geen cystiden cystiden aanwezig
Spikkelsteelvelridder cystiden gesepteerd cystiden niet gesepteerd
Kale veldridderzwam Sporen minder dan 8 mu lang => Tengere veldridderzwam of Kleine veldridderzwam Sporen langer dan 8 mu => Kortsteelveldridderzwam, Streepsteelveldridderzwam, Grijze veldridderzwam Lamellen oranje=>Okerkleurige veldridderzwam hoed wit => Bleke veldridderzwam Hoed grijs of bruin
Lamellen grijs =>Duinveldridderzwam, Donkere veldridderzwam Lamellen wit =>Bundelveldridderzwam, Witplaatveldridderzwam en de Zwartwitte veldridderzwam