Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Trosglidkruid (Scutellaria%20columnae)
Trosglidkruid is een 0,25-0,60 cm hoge plant uit het Middellandse zeegebied. De plant komt in Nederland sporadisch voor. Het blad is driehoekig tot langwerpig, grof gekarteld en heeft een lange steel en een hartvormige of afgeknotte voet. De 2-3 cm lange, donker paarsrode bloemen staan dicht bijeen aan de top van de stengel. De kelk is bezet met klierharen.
Kenmerken van het geslacht Glidkruid (Scutellaria ) waartoe Trosglidkruid behoort.
Kelk met 2 gaafrandige lippen, op de bovenzijde een dwars geplaatst rechtopstaand uitsteeksel. De bloemen staan alleen in de oksel van een schutblad, hierdoor zijn ze paarsgewijs gerangschikt.
Het blad is ondiep gekarteld-gezaagd tot gaafrandig met een 1-10mm lange steel.
De kelk is niet klierachtig behaard.
Kelk met 2 gaafrandige lippen, op de bovenzijde een dwars geplaatst rechtopstaand uitsteeksel. De bloemen staan alleen in de oksel van een schutblad, hierdoor zijn ze paarsgewijs gerangschikt.
Het blad is ondiep gekarteld-gezaagd tot gaafrandig met een 1-10mm lange steel.
De kelk is niet klierachtig behaard.
- Het Trosglidkruid heeft grof gekarteld, driehoekig blad met een 10-50 mm lange steel. De bloemkroon is paarsrood. De bloemen staan in een tros aan het eind van de stengel.
- Klein glidkruid heeft fijn gezaagd of gaafrandig blad. De bloemkroon is roze met een uit donkerder stipjes bestaand honingmerk. Kroonbuis recht.
| familie | Lipbloemfamilie (Labiatae of Lamiaceae) |
| info familie | Alle planten uit deze familie hebben kruisgewijs staande bladeren en vierkante stengels. Het zijn over het algemeen kruidachtige planten. De bloemen staan in schijnkransen. De kelk is 5-10-tandig. Van de bloemen zijn de kroonblaadjes vergroeid tot 2 lippen, de bovenlip bestaat meestal uit 2 delen, de onderlip uit 3. Er zijn 4 meeldraden, 2 langere en 2 kortere of slechts 2. Er is 1 stijl met 2 stempels. De vrucht is een 4-delige splitvrucht. |
| naam | trosglidkruid (Scutellaria columnae) |
| waar | op droge, meer of minder beschaduwde plaatsen, verwilderd |
| bloei | juni - juli |
| kleur | donker paarsrood met wit |
| blad | blad met lange steel, grof gekarteld |
| vrucht | vrucht rijpend tussen de kelkblaadjes, die bij regenachtig weer openspringen zodat het zaad wegspringt |