Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Mycena spec2 (Mycena%20vitilis?)
Om deze mycena op grond van de mooie papil Papilmycena te dopen, is helaas iets te simplistisch. Onder de microscoop heb ik, als beginneling, veel te weinig details bestudeerd om ook maar iets met zekerheid te roepen.
Mycena vitilis is in het veld hooguit te herkennen aan de glibberige, glanzende (vooral droog) steel.
Onder de microscoop zijn de cheilocystiden, de vertakte hyfen van de hoedhuid en de gladde, gelatine-achtige hyfen van de steel cortex. Een ander belangrijk kenmerk is de afwezigheid van gespen.
Hoed 6-22 mm, conisch tot klokvormig, uitspreidend bij het ouder worden. Doorschijnend gestreept. Gegroefd, glad, vochtig ietwat glibberig. Kleur grijsbruin tot bleekgrijs, het centrum donkerder en naar de rand toe verlopend naar bijna wit.
Lamellen 14-23, aangehecht, opstijgend, smal aangehecht tot bijna vrij, glad maar geaderd tot zwaar gegroefd bij het ouder worden, met dwarsaders, wit, soms meer bruin, lamelsnede van gelijke kleur .
De steel is bleek grijsbruin, de top vaak wit. De voet soms wortelend, dicht bedekt met lange, ruwe, soepele, witte draden. De steel is bij vochtig weer wat glibberig, bij droogte glanzend. Verder is de steel hol en stevig elastisch tot taai.
Microscoop
Basidia 28-42 x 9-11.5 mm, knotsvormig, 4-sporig, met sterigmata tot 10 mu lang.
Sporen 9.7-12.2 x 5.5-7.5 mu, Q=1.6-2.1, Qav=1.7-1.8, pitvormig,glad, amyloid.
Cheilocystiden 15-40(-50) x5-15 mu, vormend een steriele band, knotsvormig, spindelvormig, flesvormig tot onregelmatig gevormd, de top uitlopend in een enkele nek, maar vaak ook met enkele tot vertakte, rechte tot gebogen, ruw tot zeer ruwe uitsteeksels tot 25x2-3.5 mu groot.
Pleurocystiden afwezig.
Hyfen hoedhuid 2.5-5 mu breed, bedekt met verspreide tot dicht opeenstaande, enkelvoudige tot vertakte uitsteeksels 2-20x1 mu, soms met gelatineachtige substantie bedekt bij het ouder worden. Dichte massa.
Hyfen stipitipellis 2.5-4.5 mu breed, glad of soms schaars bedekt met korte, cilindrische uitsteeksels, ingebed in gelatineachtige massa, eindcellen glad, maar incidenteel vertakt en gezwollen.
Mycena vitilis is in het veld hooguit te herkennen aan de glibberige, glanzende (vooral droog) steel.
Onder de microscoop zijn de cheilocystiden, de vertakte hyfen van de hoedhuid en de gladde, gelatine-achtige hyfen van de steel cortex. Een ander belangrijk kenmerk is de afwezigheid van gespen.
Hoed 6-22 mm, conisch tot klokvormig, uitspreidend bij het ouder worden. Doorschijnend gestreept. Gegroefd, glad, vochtig ietwat glibberig. Kleur grijsbruin tot bleekgrijs, het centrum donkerder en naar de rand toe verlopend naar bijna wit.
Lamellen 14-23, aangehecht, opstijgend, smal aangehecht tot bijna vrij, glad maar geaderd tot zwaar gegroefd bij het ouder worden, met dwarsaders, wit, soms meer bruin, lamelsnede van gelijke kleur .
De steel is bleek grijsbruin, de top vaak wit. De voet soms wortelend, dicht bedekt met lange, ruwe, soepele, witte draden. De steel is bij vochtig weer wat glibberig, bij droogte glanzend. Verder is de steel hol en stevig elastisch tot taai.
Microscoop
Basidia 28-42 x 9-11.5 mm, knotsvormig, 4-sporig, met sterigmata tot 10 mu lang.
Sporen 9.7-12.2 x 5.5-7.5 mu, Q=1.6-2.1, Qav=1.7-1.8, pitvormig,glad, amyloid.
Cheilocystiden 15-40(-50) x5-15 mu, vormend een steriele band, knotsvormig, spindelvormig, flesvormig tot onregelmatig gevormd, de top uitlopend in een enkele nek, maar vaak ook met enkele tot vertakte, rechte tot gebogen, ruw tot zeer ruwe uitsteeksels tot 25x2-3.5 mu groot.
Pleurocystiden afwezig.
Hyfen hoedhuid 2.5-5 mu breed, bedekt met verspreide tot dicht opeenstaande, enkelvoudige tot vertakte uitsteeksels 2-20x1 mu, soms met gelatineachtige substantie bedekt bij het ouder worden. Dichte massa.
Hyfen stipitipellis 2.5-4.5 mu breed, glad of soms schaars bedekt met korte, cilindrische uitsteeksels, ingebed in gelatineachtige massa, eindcellen glad, maar incidenteel vertakt en gezwollen.
Kenmerken van het geslacht Mycena (Mycena) waartoe Mycena spec2 behoort.
Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.
Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.
| familie | Tricholomataceae (Tricholomataceae) |
| info familie | Deze familie kent 127 geslachten |
| naam | mycena_spec2 (Mycena vitilis?) |
| waar | op houtsnippers of begraven takjes van loofbomen (eik). |
| sporeekleur | wit |
| hoed | doorschijnend gestreept, gegroefd en glad. Kleur grijsbruin tot bleekgrijs, centrum donkerder, naar de rand toe bijna wit |
| steel | 30-80 x 1-2 mm, hol, stevig elastisch tot taai, recht tot gebogen, fluwelig aan de top, verder glad, glibberig bij vocht, glanzend bij droogte, bleek grijsbruin, apex wit, voet bedekt met lange, ruwe, soepele, witte vezels |
| plaatjes | 14-23, wit tot wittig, soms meer bruin, lamelsnede van gelijke kleur, aangehecht tot bijna vrij, met dwarsaders |