Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Gewone morielje (Morchella esculenta)
De felbegeerde morielje - culinair hoogtepuntje schijnt het. En dat heeft dan vooral te maken met het korte seizoen (april-mei) en het feit dat ze moeilijk te vinden zijn. Dus dat is shinen, vooral natuurlijk als ze in een saus verdwijnen! De smaak is bitter. Morieljes bederven snel of dragen iets te veel wilde natuur mee in de vorm van maden e.d., rauw zijn ze giftig. En dan is er nog de min of meer dubbelganger, de uiterst giftige Voorjaarskluifzwam. Gevalletje lekker laten staan dus en shinen tijdens het diner met je supermarktchampignonnenrecept.
Echt fotogeniek is de morielje ook niet. De hoed is 2,5-11 (soms wel 22) cm groot en 1,5-6 cm breed, eivormig met een gewelfde of stompconische top, soms ook rond of min of meer cilindrisch. De ribbels zijn minder netjes geordend dan die van de Kapjesmorielje. De kleur is wit als de morielje nog jong is, later verkleurend tot bijna zwart. De holle hoed zit bij de rand vast aan de steel (vergelijk de losse hoed van het Vingerhoedje).
De steel is 2-12 cm lang en 1,5-10 cm breed. De kleur is wit tot bleekgeel of bruin, glad of fijn melig, hol. (vergelijk de steel en de hoed van de Voorjaarskluifzwam die meerdere kamers hebben of zelfs helemaal gevuld zijn).
Sporen (17-)18-22(-24) x 11-13(-15) mu, glad, elliptisch, zonder oliedruppels. Asci 8-sporig. Parafyses cilindrisch met variabele apices, gesepteerd, hyalien tot okerkleurig in KOH. Eindcel breed cilindrisch met een ronde, subcapitate tot capitate, knotsvormige apex.
Kenmerken van het geslacht Morieljes (Morchella) waartoe Gewone morielje behoort.
Morieljes zijn, in tegenstelling tot de Verpa-soorten, eetbaar. Ze worden zelfs beschouwd als een culinair hoogtepuntje op paddestoelengebied. Helaas dus voor de morielje ..... en helaas dus voor iedereen die een paddestoel gewoon mooi kan vinden zonder dat het water hem in de mond loopt.
Morieljes zijn echte voorjaarspaddestoelen. De zwammen lijken op stinkzwammen (Phallus spp.) en vooral op stinkzwammen waarvan het gleba (de sporenlaag) verdwenen is. De stinkzwammen zijn echter basidiomyceten en geen zakjeszwammen.
De hoed bestaat eigenlijk uit met elkaar vergroeide bekertjes. In de bekers (de holtes) bevinden zich de sporen. De hoed zit vast of halfvast aan de steel. Bij Verpa-soorten balanceert de hoed bovenop de steel (slechts 1 bevestigingspunt).