VELDRIDDERZWAMMEN - MELANOLEUCA

Veldridderzwammen zijn als soort vrij gemakkelijk te herkennen in het veld. Het zijn middelgrote paddestoelen, die uitsluitend op de grond groeien. Ze hebben stevige, gladde, vlakke hoeden die over het algemeen saaie kleuren hebben. De lamellen staan dicht tot zeer dicht op elkaar en zijn met een tandje aangehecht aan de steel (niet aflopend!).De steel is taai en slank. De sporenprint is wit.

Het benoemen van de diverse veldridderzwammen is echter een ander verhaal - het microscoopverhaal dus.

Onder de microscoop

Microscopisch kan de groep allereerst in drieën worden gedeeld op basis van de cystiden.

1) Er zijn geen cystiden - M. melanoleuca (Kale veldridderzwam). Deze soort komt voor in naaldbossen op droog, rijk zand. Sporen (5.5)6.5--8.5x4.0-6.0 mu, Qav=1.4

2) Er zijn alleen cheilocystiden - deze zijn urticiform, dwz. dikbuikig met een vrij abrupte smalle hals die aan de top vaak bedekt is met kristallen. Verder zijn ze dunwandig.

3) Er zijn cheilo- en pleurocystiden - deze zijn fles- of spindelvormig en eveneens aan de top vaak bedekt met kristallen. Deze cystiden zijn dikwandig.

Ook de sporenmaten en dan vooral de verhouding lengte-breedte (Q) zijn belangrijk bij determinatie. De sporen van veldridders zijn dunwandig en bedekt met kleine, medium tot grote, amyloïlde wratten, soms zijn deze ook nog door amyloïde lijntjes verbonden met elkaar. Er is ook een ′strandje′ (een glad stukje).

Cheilocystiden met dunne wanden en dikbuikige eindcel met abrupte hals

  • M. verrucipes (Spikkelsteelveldridderzwam), sporen 8.0-10.5x5.5-6.0 mui, Q 1.8
  • M. politoinaequalipes (Olijfbruine veldridderzwam), sporen 7.0-9.5x4.0-6.0, Q= 1.5-1.9, Qav=1.6-1.7
  • M. exscissa (Grijze veldridderzwam),
  • M. rasilis (Tengere veldridderzwam), sporen 6.0-8.0x4.0-6.0 mu, Q=1.2-1.7, Qav=1.25-1.5
  • M. grammopodia (Streepsteelveldridderzwam), sporen 7.5-10.0x4.0-60 mu, Q1.5-1.9, Qav=1.5-1.75 en
  • M. brevipes (Kortstelige veldridderzwam), sporen (7.0)-7.5-9.5x4.0-6.0, Q=1.3-2.0, Qav=1.45-1.85

De Spikkelsteelveldridderzwam herken je aan de witte steel met zwarte spikkels (schubjes).

De Olijfbruine en Grijze hebben cheilocystiden waarvan de bovenste cel aan de basis vrij breed is, het septum is vaak gemarkeerd.

De andere veldridders uit deze groep hebben een duidelijk afgescheiden bovenste cel. Deze is slank en het septum is niet gemarkeerd.

Cystiden met dikke wanden, fles- tot spindelvormig

  • M. cognata (Okerkleurige veldridderzwam)
    • Akker, ruigte, berm, stad, park, vrij algemeen, hoofdzakelijk in voorjaar
    • sporenprint bleekcreme
    • sporen 7.0-9.5x4.0-6.0 mu, Q=1.4-1.9, Qav=1.6-1.7
    • dicht geornamenteerd met vrij kleine wratten
  • M. nivea (Witte ridderzwam)
    • in duingrasland, zeldzaam
    • sporenprint geelachtig wit
    • sporen 7.0-8.5(-9.0)x4.0-5.0 mu, Q= 1.6-1.8
    • vrij dicht geornamenteerd met vrij grove wratten, met strandje
  • M. atripes (Donkere veldridderzwam)
    • zeer zeldzaam
    • sporen 6.0-7.5x4.0-5.0 mu, Q=1.45-1.8, Qav=1.65
  • M. cinereifolia (Duinveldridderzwam)
    • langs de zeereep tussen helm
    • sporenprint wit tot bleekcreme
    • sporen 7.0-11.0x4.5-6.0 mu, Q=1.3-1.9(-2.1), Qav=1.45-1.8
    • vrij dicht geornamenteerd met slanke tot vrij grove wratten, met strandje
  • M. turrita (Bundelveldridderzwam, sporen 7.0-8.0x4.0-5.0 mu, Q=1.4-1.8, Qav=1.6
  • M. polioleuca (Zwartwitte veldridderzwam)
    • sporenprint wit met lichtgele zweem
    • sporen (5.5)6.5-9.0(-9.5) x 4.0-5.0(-5.5)mu, Q=1.3-1.9, Qav=1.5-1.8
    • vrij dicht geornamenteerd met vrij grove wratten, met strandje
  • M. albifolia (Witplaatveldridderzwam), sporen 7.0-9.5x4.5-5.0 mu, Q=1.45-1.9, Qav=1.6-1.75

De Okerkleurige veldridderzwam heeft gelige, oranjegele of zalmkleurige lamellen.

De overige hebben witte, cremekleurige, bruinbeige of grijze lamellen.

De Witte veldridderzwam heeft een witte hoed.

De Bundelveldridderzwam groeit in bundels.

De Duinveldridderzwam is vooral te herkennen aan de standplaats - tussen het helm langs de zeereep. Zowel bij de Donkere als bij de Duinveldridderzwam kleuren de lamellen grijsbeige tot grijsbruin.

Dan blijven over de zeer zeldzame Witplaatveldridderzwam en de meest algemene veldridderzwam - de Zwartwitte veldridderzwam.

De Witplaatveldridderzwam lijkt erg op een variant van de Zwartewitte (var fragillima), maar de Witplaatveldridderzwam heeft een donkerder, bruine hoed en grijze steel. De cystiden zijn meer flesvormig.

De Zwartewitte veldridderzwam kent drie variëteiten - f. langei - met een steel die korter is dan de diameter van de hoed - f. fragillima met een steel die even lang of langer is dan de hoeddiameter. De hoed is klein (17-35(-45) mm - f. polioleucua met een steel die even groot of langer is dan de hoeddiameter en een grote hoed (25-70(-85) mm.
De kleinere soorten (hoed tot 50 mm) hebben een witte steel die verkleurt naar lichtbruin, de cystiden zijn hoofdzakelijk spindelvormig.



Cystiden aanwezig, hoofdzakelijk spindel- flesvormig en dikwandig
Lamellen gelig wit
Hoed grijzig bruin
Lastige afslag naar het grijsbeige - grijsbruin verkleuren van de lamellen bij ouderdom
Op basis van de standplaats - zeereep - en de puntige cystiden
--> Duinveldridderzwam


Sleutel FAN
Cystiden aanwezig, hoofdzakelijk spindel- flesvormig en dikwandig
Lamellen gelig wit
Hoed grijzig bruin
De donkere randen (weersinvloeden?) wijzen op enige ouderdom -> lamellen niet grijsbeige of grijsbruin
Solitaire paddestoel
Hoed relatief klein < 50 mm
Steel verkleurd naar lichtbruin en cystiden hoofdzakelijk spindelvormig
Steel langer dan hoeddiameter

Zwartwitte veldridder - M. polioleuca f. fragillima


Zwartwitte veldridder - M. polioleuca De hoed heeft een wit vlokkig randje. De cystiden zijn dikwandige en fles- en spindelvormig. Groeit in duingrasland.


Zwartwitte veldridder - M. polioleuca De hoed heeft een wit vlokkig randje. De cystiden zijn dikwandige en fles- en spindelvormig. Groeit in duingrasland.


Zwartwitte veldridder - M. polioleuca De wat grijzige hoed heeft een wit vlokkig randje. De cystiden zijn dikwandige en fles- en spindelvormig. Groeit in duingrasland.