De Handekenskruiden (Dactylorhiza) danken hun naam aan hun ondergrondse knollen. Deze lijken op een hand met een aantal vingers.
De kleur van de bloemen varieert van paarsachtig tot lichtroze (vrijwel wit).
Het geslacht van de Handekenskruiden kent een aantal soorten met tal van bastaarden en tussenvormen. Hierdoor en omdat de geleerden er nog niet helemaal uit zijn wie bij wie en waar hoort, is determinatie van de Handekenskruiden een lastige opgave. Literatuur die de verschillende soorten vergelijkt is volop te vinden, maar je raakt al snel verstrikt in een wirwar van lobjes, bladeren, vleugeltjes, stipjes en streepjes, afhankelijk van waar de betreffende auteur de nadruk op legt.
En dus zit je daar - met die orchidee met min of meer paars-roze bloemetjes. Uitgraven mag niet, dus dat van die kenmerkende knollen is al een eerste gok.
Laten we de Basisgids van C.A.J. Kreutz met een sleutel tot 55 in de Benelux voorkomende soorten erbij pakken!
Hebben we inderdaad met een Handekenskruid te maken of is het een soort uit een ander geslacht?
Een ander kenmerk van de Handekenskruiden, naast die onder de grond verstopte knollen, vormen de bladachtige schutbladen onder de bloemen (bracteeën). Vooral de onderste zijn opvallend langer dan het vruchtbeginsel. Ze steken in min of meerdere mate uit de bloemaar. De bloemstengel zelf heeft geen schutblad.
Het vruchtbeginsel van de orchideebloem is dat onderdeel van de bloem waarvan je in je onwetendheid denkt dat het een bloemsteeltje is. Er zit vaak een draaiing in. Dat is wel een grappig iets: oorspronkelijk bloeiden orchideeën met de lip naar boven gericht. Dit bleek onhandig voor de insecten die op hun kop op de lip moesten landen om bij de honing te kunnen. De evolutie heeft dit gecorrigeerd door het onderstandige vruchtbeginsel een halve slag te draaien - de bloem, die in de knop nog naar boven is gericht - wordt nu bij het openen gedraaid.
Nu we eenmaal op grond van de bracteeën hebben vastgesteld dat we met een Handekenskruid te maken hebben, gaan we naar de volgende stap.
Dit test je door te proberen de stengel voorzichtig in te drukken.
Tsja... heb je weinig aan als je eenmaal met je foto thuis achter je beeldscherm zit.
Dus gokken we eerst op een massieve stengel.
De keuze beperkt zich dan tot de Bosorchis (Dactylorhiza fuchsii) of de Gevlekte orchis (D. maculata).
Belangrijkste kenmerken van deze 2 orchideeën die ook wel als variëteiten van D.maculata worden gezien
Verschil Gevlekte orchis en Bosorchis | |
---|---|
Gevlekte orchis | Bosorchis |
Belangrijkste verschil - onderste blad | |
smal en spits lancetvormig | breed, stomp lepel- of tongvormig, bonter gevlekt |
Middenlip | |
middenlob niet uitstekend | middenlob puntig en ver uitstekend |
Honingmerk | |
duidelijke, donkerpaarse lijntjes en stipjes | krachtige lijn, zijlobben met her en der een vlekje |
Spoor | |
dun, cilindrisch spoor (geen puntzakmodel) | breder bij de lipbasis (model puntzakje) |
Verschijning | |
20-35 cm hoog, met 3-6 smalle, tegen de stengel aangedrukte bladeren, bloeiwijze relatief kort, breed uitwaaierend | 25-45 cm hoog, onderste stengelbladeren breed, bloeiwijze opwaarts |
Bodemeisen | |
zure, vochtige tot natte bodem | neutrale tot basische bodem |
Kleur | |
basiskleur wit | basiskleur rose |
Mocht je tot de conclusie komen dat het deze twee niet zijn, dan resteren de Handekenskruiden met holle stengel.
Belangrijkste kenmerken van deze soort zijn de vorm van de onderlip van de bloem en het honingmerk.
De zijkanten van de lip zijn vaak teruggebogen. Het honingmerk lijkt daardoor op een richeltje te liggen. Het honingmerk bestaat uit fijne stipjes en lijntjes, begrensd door een fijne, vaak ononderbroken hartvormige lijn.
De lip is even lang als breed, 5-8 mm lang.
De buitenste 2 zijdelings bloembladen staan als juichende armpjes omhoog.
Karakateristiek zijn ook de lichtgroene, glanzende, meestal ongevlekte, lancetvormige en steil naar boven gerichte bladeren. De top van de bladeren is vaak samengeknepen.
Middelste stengelblad vaak de onderste bloemen bereikend, onder het midden het breedst.
Bloemen donkerpaars, roze of zwak geelachtig roze (vleeskleur).
Vegetatieve delen heldergroen.
In de duinen komen kleine, gedrongen vormen van D. incarnata met brede bladeren, roze bloemen en zonder bloeistengel (de bloeiaar begint direct boven het blad) voor.
D. incarnata var lobelii - Vleeskleurige duinorchis)
D. incarnata var dunensis - Deze duinorchis heeft een kleinere, minder robuuste bloeiaar dan var lobelli.
De Steenrode duinorchis (D.incarnata subsp coccinea) onderscheidt zich vooral door de dieprode kleur. Blad relatief lang en ongevlekt. De bloeitijd valt later dan van de eerdergenoemde subsoorten.
De Coccinea wordt vooral op de Britse eilanden gevonden, maar is in 2009 ook in Nederland gevonden.
Bloeitijd vroeg in mei tot begin juni | Bloeitijd begin juni tot half juli |
de bloeitijden kunnen elkaar echter enigszins overlappen | |
Vlekken op de bladeren gevuld, vaak rechthoekig | Vlekken op de bladeren ringvormig, open (gevlekte rietorchis) of geen vlekken |
Blad breed | Blad lancetvormig, omhoog wijzend |
brede, duidelijk drielobbige lip, brede middenlob | drielobbig, middenlob weinig langer dan de zijlobben |
honingmerk donkerpaarse stipjes en lusjes | honingmerk in rijen gerangschikte lichtpaarse lijntjes en stippen |
buitenste zijdelingse bloembladen wijzen omhoog | buitenste 2 zijdelingse bloembladen staan min of meer horizontaal of wijzen iets omhoog. |