Zeekweek

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Zeekweek (Elytrigia atherica)

De verschillende soorten Kweek van strand en duin zijn qua benaming nogal verwarrend. Oude flora′s maken onderscheid tussen Zeekweek (Agropyron maritimum) en Strandkweek (A. litorale). Deze Zeekweek heeft schuin opstijgende, vertakte stengels en geen knobbeltjes op de nerven aan de binnenzijde van het blad. De Strandkweek heeft 1 rij korte knobbeltjes op de bladnerven aan de binnenzijde van het blad. De stengels staan rechtop en zijn meestal langer dan 3 dm.

De Verspreidingsatlas maakt onderscheid tussen Zandkweek (Elytrigia maritima Tzvelev) en Kweek (E. repens) enerzijds en Zeekweek (E. atherica) en Strandkweek (E. maritima) anderzijds.

Mijn steun en toeverlaat de Soortenbank onderscheid Zeekweek (Elytrigia atherica) en Zandkweek (E. maritima). Het verschil vormt de aan-/afwezigheid van aanliggende wimperharen aan 1 zijde van de middelste en onderste bladscheden, de al dan niet gesteelde aartjes en het al dan niet afvallen van de aartjes.


De bladscheden van de middelste en onderste bladen van Zeekweek hebben aan 1 zijde aanliggende wimperharen. De aartjes zijn ongesteeld en vallen in de vruchtheid in hun geheel af. Blad stijf en meestal ingerold, aan de rand zeer ruw, kaal, meestal grijs- of blauwgroen door een waslaagje.

Zeekweek groeit op de hoge kwelder. Doordat op de kwelders aanslibbing plaatsvindt, kan de zeekweek zich gestaag uitbreiden en zo de overige plantengroei gaan overheersen.
Kenmerken van het geslacht Kweekgras  (Elytrigia ) waartoe Zeekweek behoort.

Aargras

SPECIFICATIES - zeekweek
familieGrassenfamilie (Gramineeën of Poaceae)
info familieGrassen zijn éénjarige of overblijvende planten. De overblijvende planten vormen zoden of hebben lange, kruipende wortelstokken.
De stengel is meestal hol en rond, op de knopen zitten tussenschotjes.
De bladen zijn afwisselend geplaatst en hebben een schede die over een grote lengte de halm omsluit en vaak open is. Op de grens van de bladschede en de bladschijf bevindt zich een vliesje, het tongetje. De bloemen zijn meestal tweeslachtig.

Elk bloempje is omgeven door twee schutblaadjes, de kroonkafjes. Meerdere bloempjes bij elkaar vormen een aartje (bloempakje). Aan de voet van dit aartje zitten vaak twee schutblaadjes, deze worden kelkkafjes genoemd. Op de kroon- en kelkkafjes zit vaak een lang uitsteeksel, de kafnaald. Deze kleine aartjes van meerdere bloempjes vormen samen dan weer een aar, een aarpluim of een pluim.

Bij een aar (Aargrassen) zijn de kleine aartjes (bloempakjes) ongesteeld of zeer kort gesteeld. Ze zitten daardoor stijf tegen de stengel gedrukt.
Bij aarpluimgrassen zitten de kleine aartjes op korte steeltjes. De bloeiwijze lijkt dan op een aar, maar als je de kleine aartjes opzij buigt, zie je dat er een kort steeltjes is.
De pluimgrassen hebben zwierige zijtakken die zelf vaak ook weer vertakt zijn.


De vrucht, graankorrel, bevat 1 zaad.

Grassen zijn windbloeiers, d.w.z. ze laten hun stuifmeel verspreiden door de wind.

Uit dit hele verhaal begrijp je waarschijnlijk al dat het determineren van grassen niet eenvoudig is. Kijk o.a naar de volgende punten:
- heeft het gras lange wortelstokken of is het zodenvormend?
- vormt het gras een aar, een aarpluim of een pluim?
- bevinden zich op elke tand 1 of meerdere aartjes ?
- zitten er in het aartje meerdere volkomen bloemen, d.w.z. bloemen met stamper en meeldraden, of is er slechts 1 volkomen bloem en zijn de andere bloempjes in het aartje mannelijk?
- Is er een kafnaald? Is deze lang of kort? Geknikt?
- Zijn er 1 of meerdere kelkkafjes?
- Steken de bloemen boven de kelkkafjes uit?
- Hoe ziet het tongetje eruit?
- Is de bladschede gesloten of geopend?
- Hoe ziet het blad eruit?
naam zeekweek (Elytrigia atherica)
waar op vochtige tot droge, zoete tot vrij zilte, voedselrijke, stuivende, omgewerkte of stenige grond in de zeeduinen, op vloedmerken en hoge schorren en kwelders, aan zeedijken, soms ook elders in de duinen
bloei juni - augustus
kleur -
blad bladscheden met spitse, elkaar kruisende oortjes, blad stijf en meestal ingerold, aan de rand ruw, geen knobbeltjes op de nerven
vrucht graanvrucht