Helmharpoenzwam

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Helmharpoenzwam (Hohenbuehelia%20culmicola)

De Helmharpoenzwam dankt haar naar naam aan de harpoenvormige cystiden.
Je vindt deze zwam uitsluitend bij helm langs de zeereep in de kustduinen.
De Helmharpoenzwam heeft een zwartbruine, soms wat blauwgrijze hoed, die (5-)10-24(-40) mm groot is. Kenmerkend zijn de excentrisch geplaatste, korte steel en de wittige, aflopende lamellen. De paddestoel lijkt wat op een oesterzwam. De hoedrand is recht of iets naar binnen gebogen en vaak iets golvend. Het oppervlak van de hoed is bedekt met een grijswit, viltig laagje.
De lamellen staan dicht opeen, lopen af op de steel, zijn smal en hebben een grijsachtig witte kleur die bij het ouder worden crème tot lichtoker wordt. De lamelsnede is vaak bruin of zwartgrijs.
De steel (2-10(-20)x1.5-6(-10 mm) is excentrisch geplaatst en zit vastgehecht aan de voet van een helmplant middels een pseudosclerotium van zand en mycelium. De steel heeft dezelfde kleur als de hoed en is eveneens bedekt met een wittig viltlaagje.
Het vlees is wit. De geur is zwak of afwezig, meelachtig bij doorsnijden. De smaak is sterk meelachtig. De sporee is wit.

Onder de microscoop
Sporen (8.0)9.0-11.0(-12.0)x(4.5)5.0-6.0(7.0) mu, Q=(1.4-)1.5-1.9(-2.3), Qa=1.6-1.9, ellipsvormig tot langwerpig, vaak enigszins boonvormig, met kort, conisch aanhangsel, ondoorzichtig door geel granulaat, dunwandig, glad, non-amyloid.
Basidia 22-40x7-11 mu, 4-sporig, knotsvormig, met gespen.
Cheilocystiden 15-44(-51)x5.5-10(-25) mu, talrijk, knotsvormig en met uitsteeksels of spindelvormig met zeer korte uitsteeksels (1-2(-5) mu, kleurloos of gelig, ondoorzichtig door geel granulaat, dunwandig. Pleurocystiden zeldzaam, gelijk aan cheilocystiden.
Kenmerkend zijn de talloze metuloïden 35-74(-95)x5-12(-18) mu, spindelvormig met puntige top die in meer of minder bedekt is met een dikke laag kristallen en met dikke wanden(1.5-3.5 mu dik), kleurloos of geel tot zwart grijs.
Pileipellis een trichoderm, bestaande uit een bovenste viltig laagje van verweven, kleurloze, gladde, gelatineuze, cilindrische hyfen en een onderste laag, 7-23 mu dik, van kruipende, verweven, dunwandige, gelatineuze, donkerbruin geïncrusteerde hyfen.
Caulocystiden gelijk aan metuloïden van de lamellen, maar omberkleurig en zonder kristallen. Gespen overal aanwezig.
Kenmerken van het geslacht Harpoenzwammen  (Hohenbuehelia) waartoe Helmharpoenzwam behoort.

Het geslacht Hohenbuehelia bestaat uit een aantal tong-, schelp- of waaiervormige plaatjeszwammen. Deze zijn ongesteeld of kort gesteeld. Als er een steeltje is, dan zit deze aan de zijkant. De kleur van de eventuele steel varieert van wit tot zwart.
De hoed is droog of kleverig, glad tot fluwelig en wit, grijs, bruin of zwart van kleur.
Er is geen velum.
De lamellen lopen af op het steeltje of komen waaiervormig bijeen. Het vlees bestaat uit een bovenste, gelatineuze laag en een onderste, niet-gelatineuze laag.
De geur en de smaak zijn melig.
De sporenprint is wit of vuilcrème.

Sporen eivormig, ellipsvormig tot cilindrisch of boonvormig, glad, dunwandig, hyalien, zonder iodine reacties. Basidia 2- of 4-sporig.
Cheilocystiden zijn talrijk, dunwandig, hyalien, knotsvormig tot flesvormig met 1-3 vertakkingen met ieder aan de top een halfrond, halfeivormig of ingesnoerd kopje gescheiden door een ringvormige insnoering en meestal bedekt met een kleverig laagje. *
Kenmerkend zijn de puntige, dikwandige, metuloïden op de lamel en soms op de hoed. De top van de metuloïden is meestal bedekt met een dikke laag kristallen (incrustaties).
De hoedhuid is een trichoderm of een cutis. Het hoedvlees bestaat uit 3 lagen - een bovenste gelatineuze laag bestaande uit parallel opstijgende of vervlochten hyfen, een middelste dichte laag van parallelle hyfen en een onderste laag van vervlochten, soms parallelle hyfen, metachromatic (met glinstertjes)
Gespen aanwezig. Bron: Funga Nordica

In Nederland komen 8 soorten voor, waarvan de Helmharpoenzwam, de Schelpharpoenzwam en de Bleke harpoenzwam de bekendste zijn.

* Nematoden
De cheilocystiden van de hohenbuehelia worden wel "gloeosphex" genoemd. Deze benaming verwijst naar de kleverige knopjes die aan de uiteinden van de cheilocystiden zitten. Met deze knopjes vangen de hohenbuehelia′s nematoden.
Het werkt ongeveer als volgt:
Aan de top van de vertakkingen van de cheilocystiden zit een kleine, kale, zandlopervormige, secretoire cel. Deze groeit en zwelt op tot een grootte van ongeveer 8-11x-3-5 mu. Rond de cel vormt zich een slijmerig, druppelvormig laagje. Het lijkt hierdoor alsof de cheilocystide ′gekopt′ is. Met behulp van het kleverige laagje vangt de cel nu nematoden. Wanneer de nematode zich probeert los te worstelen van de kleverige laag, komen de verschillende knoppen tegen elkaar aan en blijven aan elkaar vastgekleefd zitten. De overlevingskansen voor de nematode worden al worstelend zo steeds kleiner. Wanneer de cel kiemt, dringt de kiem door de huid van de nog levende nematode en de nematode wordt van binnenuit verteerd.

Algemeen
De nematodenconsumerende schimmels (zo′n 700 soorten wereldwijd) worden onderverdeeld in 4 groepen
- schimmels die een val gebruiken om nematoden te vangen
- schimmels die gebruikmaken van hun sporen om de nematode te infecteren (endoparasieten )
- schimmels die de eieren of de vrouwtjes van nematoden aanvallen (endoparasieten )
- gif producerende zwammen.

Voor het vangen van de nematoden gebruiken de schimmels verschillende soorten vallen (zittende kleefknoppen, gesteelde kleefknoppen, plakkerig netwerk, plakkende kolommen en niet-wurgende ringen). Andere schimmels maken juist weer wel gebruik van wurgringen.

De gif producerende paddestoelen verlammen hun slachtoffer, voordat ze zich in het lichaam boren. Een voorbeeld van een gif producerende paddestoel is de Gewone oesterzwam.

De nematoden-vangende schimmmels komen op allerlei bodems voor. Ze leven saprotoof op dood plantenmateriaal. De nematoden vormen een aanvulling op hun dieet, vooral daar waar het plantenmateriaal te weinig voedsel biedt. Interessant is natuurlijk de vraag of de schimmels bezig zijn zich te evolueren van planteneters naar carnivoren, van sapotroof naar roofdier.

Zie www.mykoweb.com/ voor een uitgebreide beschrijving.

SPECIFICATIES - helmharpoenzwam
familieTricholomataceae (Tricholomataceae)
info familieDeze familie kent 127 geslachten
naam helmharpoenzwam (Hohenbuehelia culmicola)
waar aan de voet van helm langs de zeereep, buitenste zeeduinen
sporeekleur wit
hoed spatel- tot schelpvormig, grijswit tot donker- of zwartbruin, viltig
steel korte steel, 2-10x2-6 mm, excentrisch, witviltig, grijswit tot donkerbruin
plaatjes wit-grijs tot creme-bleekoker, soms met bruine tot grijszwarte lamelsnede