Paddenrus

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Paddenrus (Juncus%20subnodulosus)

Juncus subnodulosus - Paddenrus
De Paddenrus vormt grote matten. De bloemdekbladeren zijn stomp en witachtig.

De bloeiwijze van de Paddenrus is groot en los en heeft veel haaks afstaande tot iets teruggeslagen zijtakken. De bloemdekbladeren zijn stomp en witachtig tot strokleurig. Aan de voet van de bloeiwijze zitten enkele schutbladen. Het onderste schutblad is meestal korter dan de bloeiwijze.

Het blad is stengelachtig rond en heeft dwars- en tussenschotten.
De bloeistengel heeft dwarsschottten, die van buitenaf echter niet zichtbaar zijn. De kamertjes zijn gevuld met merg, die aan de top echter niet.
De Paddenrus groeit op natte, matig voedselrijke grond in moerassen, duinvalleien en rietlanden, langs sloten
Kenmerken van het geslacht Rus  (Juncus) waartoe Paddenrus behoort.

Kijk als eerste stap bij het determineren of de bloemen alleen of met meerdere bijeen in een hoofdje staan. Alleenstaande bloemen sluiten al veel mogelijkheden uit.
Vervolgens vormen de plaatsing van de bloeiwijze (zijdelings of aan de top van de stengel) en de uitbundigheid van de vertakkingen en bloeiwijzen een handig handvat voor een eerste indeling.
Bepalend voor het uiterlijk van de rus is vaak ook de lengte van het schutblad. Dit blad zit iets onder de bloeiwijze aan de stengel. Soms is het veel langer dan de bloeiwijze. Het lijkt dan alsof de stengel heel ver doorloopt en de bloeiwijze zijdelings geplaatst is.

Het geslacht Juncus (Rus) heeft onbehaarde, smalle, meestal priemvormige bladen en veelzadige vruchten. Het geslacht Veldbies (Luzula) dat eveneens tot de Russenfamilie behoort heeft aan de rand vezelig behaarde, vlakke bladen en een 3-zadige vrucht.
Bij het determineren van de verschillende russen wordt, zoals al opgemerkt, als eerste gekeken naar de plaatsing van de bloeiwijze en naar het aantal bloemen in het hoofdje.
  • De bloemen (meestal in trossen) zitten zijdelings aan de steel
  • De bloemen zitten aan de top van de stengels. De stengel vertakt zich in hoofd- en zijtakken. Men onderscheidt hier weer 2 types.
    • een compacte pluim bestaande uit enkele takjes. Aan de takjes zitten 1 of meerdere bloemen.
    • een losse pluim bestaande uit veel takjes


Een tweede kenmerk zit helaas onder de grond. Een korte of lange wortelstok. De planten met korte wortelstok kunnen gemakkelijk uit de grond worden getrokken, die met een lange wortelstok niet. Maar ja.... ga in een druk bezocht natuurgebied maar eens een plantje uit de grond trekken.... . Gelukkig verraadt de vorm waarin de planten groeien ook al het een en ander over de lengte van de wortelstok.
Op de knopen van de lange wortelstok ontwikkelen zich op min of meer gelijke afstand spruiten. De planten staan derhalve keurig in het gelid en vormen met elkaar zoden of matten. Een mooi voorbeeld hiervan is de Veldrus.
De planten met korte wortelstok groeien in pollen.
De Trekrus (een rus van heidevelden) groeit in heksenkringen.

Op zoek naar een derde belangrijk kenmerk moet je de bladeren en de stengel van de plant doorsnijden. Is de stengel gevuld of hol en al dan niet voorzien van dwarsschotten? Is de stengel rond of afgeplat? Bij sommige soorten zijn de dwarsschotten ook aan de buitenkant al duidelijk te onderscheiden.
Er zijn wortelbladen en meestal ook, kortere, stengelbladen. De bladeren zitten met een bladschede aan de stengel en hebben al dan niet oortjes. Ook dit dient te worden bestudeerd.

De bloemen hebben 2 kransen van drie bloemdekbladen. Ze zijn meestal bruin, soms voorzien van een groene streep. De vorm is lancetvormig, spits of meer stomp en soms is er nog een topspitsje. Er zijn 6 meeldraden, soms slechts 3.
De vrucht is 1- of 3-hokkig. De vorm van de vrucht is driekantig, eivormig of sigaarvormig. Bovenop de vrucht zit een stijl met vaak roze getinte stempels.
Bij het determineren kijk je naar de lengte en de al dan niet spitse top van de buitenste 3 bloemdekbladen en die van de binnenste 3 bloemdekbladen. Ze zijn niet altijd gelijk gevormd of even lang. Ook de kleur speelt uiteraard een rol. Daarna bekijk je de vorm van de vrucht en de lengte van de stijl.

Het moge duidelijk zijn, het determineren van de rus is een hele klus.

SPECIFICATIES - paddenrus
familieRussenfamilie (Juncaceae)
info familieKruidachtige, 1-jarige of overblijvende planten. Meestal met een wortelstok. Leden van de Russenfamilie hebben smalle, grasachtige bladeren. De bloemen zijn regelmatig van vorm en 2-slachtig. Er zijn 6 bloemdekbladen, die groen, bruin of strokleurig zijn, aan de rand vaak vliezig. Er zijn 6 of 3 meeldraden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig, 1-3-hokkig met 3 draadvormige stempels. De vrucht is een 3- tot veelzadige doosvrucht.
naam paddenrus (Juncus subnodulosus)
waar natte, matig voedselrijke grond in moerassen, duinvalleien en rietlanden, langs sloten
bloei juni - september
kleur bloemdekbladeren witachtig of strokleurig, zonder topspitsje, stomp of afgerond
blad bladen hol stengel hol, met tussenschotten - bladen met lengte- en dwarsschotten
vrucht veelzadige doosvrucht