Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Paardenbloem (Taxacacum officinale)
Paardenbloem (Taraxacum officinale)
Kenmerken
-
- De bloemsteel is onbehaard en glanzend, hol, zonder schubben en soms behoorlijk dik.
- De buitenste omwindselblaadjes zijn naar onder teruggeslagen, de binnenste staan rechtop, tegen de bloem aangedrukt
- Bij het doorbreken van de stengels of de bladen komt er wit, bitter melksap uit
- Het vruchtpluis is gesteeld (parapluutje)
- Blad glad, niet behaard, een beetje sla-achtig (molsla!) en diep ingesneden
- Bladeren in een rozet op de grond
De paardenbloem bloeit vooral in mei en soms opnieuw in september, ze kleurt dan hele bermen eerst geel en vervolgens pluizig wit.
De paardenbloem kent tal van soorten en ondersoorten, ze zijn lastig van elkaar te onderscheiden, zo je er al informatie over kunt vinden. Volgens de nieuwste inzichten worden alle (sub)soorten onder Taraxacum officinale geschaard.
Toch loop je tegen problemen aan bij het niet verder onderverdelen van de verschillende paardenbloemen. Zo zijn er dus ook paardenbloemen met een behaarde steel of behaarde bladeren. De omwindselblaadjes kunnen een andere stand hebben dan alleen maar teruggeslagen buitenste en rechtopstaande binnenste blaadjes. En zo zijn er nog een aantal varianten in kleur en vorm van bladeren en stelen.
Als je dan toch wilt onderverdelen, dan zijn dit de verschillende secties
- Sectie Erythrosperma (Zandpaardenbloem) - kleine plant op droge plaatsen, bloemen geel tot lichtgeel, vlakke lintbloemen, omwindselbladen met knobbel, nootjes rood, bruinviolet, bruin tot donkerbruin. Deze sectie is weer onder te verdelen in 25 soorten. Algemeen in de duinen.
- Sectie Oblique (Kustpaardenbloem) - kleine plant op droge plaatsen, omwindselbladen met knobbel, bloemen donker oranje-geel, lintbloemen vaak buisvormig, nootjes grauw van kleur
Plant 15-60 cm, nootjes grauw, geen knobbel, op vochtige plaatsen
- Sectie Palustria (Moeraspaardenbloem) - omwindselbladen strak aangesloten, bladeren niet gelobd of getand
- Sectie Celtica (Hooilandpaardenbloem)- bloemknoppen donkergroen en enigszins berijpt - bladstelen gevleugeld
- Sectie Frugalia (Schraallandpaardenbloem) - onderkant lintbloemen sterk rood gestreept, meestal geen stuifmeel
Plant 15-60 cm, nootjes grauw, geen knobbel, op allerlei plaatsen
- Sectie Hamata (Gestreepte paardenbloem) - middennerf blad aan de bovenzijde groen-rood gestreept
- Sectie Borea (Noordelijke paardenbloem) - vooral in Noorwegen, Zweden en Noordwest-Rusland. Bladeren donkergroen tot grijsgroen - geen stuifmeel aanwezig
- Sectie Naevosa (Gevlekte paardenbloem) - bladeren duidelijk zwartviolet gevlekt, omwindselblaadjes afstaand
- Sectie Macrodonta (Stekelige paardenbloem) - bladsteel groen, ongevleugeld, bladen donker groen kaal tot iets behaard
- Sectie Ruderalia (Weidepaardenbloem) - veel stuifmeel, bladstelen groen tot rood en ongevleugeld tot sterk gevleugeld. Plant vaak duidelijk behaard.
-
Veel voorkomend in de duinen
- Zandpaardenbloem
- Oranjegele paardenbloem
- Duinpaardenbloem
Paardenbloemen worden onderverdeeld in hoofdgroepen die weer onderverdeeld zijn in subgroepen.
De Zandpaardenbloembehoort, evenals de Duinpaardenbloem (T. dunense) tot de hoofdgroep Erythrosperma.
- omwindselblaadjes zijn bleekgroen en berijpt
- de buitenste omwindselblaadjes staan wijd uit en/of zijn naar beneden gekruld
- aan de top van de omwindselblaadjes bevindt zich een soort knobbeltje of hoorntje
- het blad is diep ingesneden en opvallend smal
- de vruchtjes zijn roodbruin
Bron 2
(Taraxacum laevigatum)
- Bloemhoofdje zelden groter dan 2,5 cm
- 70 - 90 bloemen per hoofdje
- Lintbloemen zwavelgeel, onderzijde paars
- Lintbloemen niet ingerold
- Omwindselblaadjes berijpt
- Buitenste omwindselblaadjes staan uit of zijn naar de stengel gekruld
- Binnenste omwindselblaadjes recht en langer, vaak met een bobbeltje aan de top
- Bladen kaal, diep ingesneden, lange, smalle, driehoekige tot lancetvormige slippen
- Vruchten smal, helderrood tot roodbruin, ruwe top, kort gesnaveld
- Pappus vuilwit
In het Engels heet deze paardenbloemsoort Red-seeded dandelion: het rode zaad is kennelijk doorslaggevend.
Deze paardenbloem bloeit van half maart tot in april op droge, matig voedselrijke zand- en heidegrond. Vrij algemene plant. Er zijn in Nederland 16 microsoorten, die hoofdzakelijk verschillen in de kleur van de vrucht.
De Oranje-gele paardenbloem (T. obliquum) behoort tot de hoofdgroep Obliquum.
- de buitenste omwindselblaadjes hebben een bleke rand
- de omwindselblaadjes zijn aanliggend
- aan de top bevindt zich een paarsachtig hoorntje
- het blad is diep ingesneden, de lobben zijn driehoekig
- het bloemhoofdje is vaak (half) gesloten
- de bloemstengel is groen
- de vruchtjes zijn grijsbruin
Vaak hebben leden van deze groep geen stuifmeel. Voortplanting vindt plaats door middel van agamospermie: de eicel groeit uit tot zaad zonder dat bevruchting heeft plaatsgevonden.
Bron 2
Oranjegele paardenbloem (Taraxacum obliquum):
- Buitenste lintbloemen van buiten oranje(-rood)
- Lintbloemen min of meer ingerold, het hoofdje lijkt hierdoor oranjeachtig
- Bloemhoofdje meestal gesloten
- Blad tot nerf ingesneden, lobben driehoekig
- Buitenste omwindselblaadjes 5-7 mm, groen-paars, met bleke rand en paarse knobbel aan de top, aanliggend
- Binnenste omwindselblaadjes olijfgroen, lancetvormig
- Vruchten grijsbruin
- Afhankelijk van de ondersoort: geen stuifmeel.
De Schraallandpaardenbloem behoort tot de hoofdgroep Celticum
- buitenste omwindselblaadjes groen, 4-12 mm
- buitenste omwindselblaadjes uitstaand - rechtopstaand
- blad blauwachtig groen tot heldergroen, meestal niet gevlekt
- bladnerf en bladsteel vaak helderpaars of rood
- lintbloemen met grijspaarsige of bruinviolette streep en paarse tandjes
- vruchtjes strogeel, grijsbruin of olijfbruin
Duinpaardenbloem
Belangrijkste kenmerken zijn de rechte bladlobben, de smalle nerf en de grote paarse tot rode vruchten met lange kegel
- Bloemhoofdje 20-30 mm dia., open
- Lintbloemen donkergeel met paarse streep
- Stijlen afwijkend van kleur, met stuifmeel
- buitenste omwindselblaadjes donkergroen, eirond, soms met paarse, donkere of bleke rand en hoorntje aan de top
- buitenste omwindselblaadjes uitstaand
- binnenste omwindselblaadjes donkergroen met bleke rand, lancetvormig en gehoornd
- blad donkergroen, bovenzijde vaak paars aangelopen, eindlob recht, met rechte zijlobben, 5-10 paar, lang en smal, middelste het smalst
- bladstengel kort, donkerpaars, smal, ongevleugeld
- bloemstengel 5-15 cm, vaak paars aangelopen, webachtig behaard
- vruchtjes donkerviolet tot rood, met lange, dunne uitsteeksels aan de top
Bron 2
Een derde soort die je nog wel eens tegenkomt is de Schraallandpaardenbloem(T. celticum).
- Relatief kleine soort met regelmatig enkelvoudig gelobd blad
- Eindblad 3-lobbig, lobben vaak naar voren gericht
- Omwindselblaadjes berijpt en blauwgroen
- Buitenste omwindselblaadjes niet langer dan 12 mm, aanliggend
- Binnenste omwindselblaadjes opstaand, niet gebogen
- Geen stuifmeel, droge stempels geel
Verwarring
Bij het determineren van paardenbloemen kan verwarring ontstaan door de gelijkenis van het blad met het blad van het streepzaad. Lijkt het blad sterk op een mini-uitgave van het paardenbloemblad en staan er heel veel van deze zeer kleine blaadjes bij elkaar met een wirwar van bloemetjes, dan is er sprake van Klein Streepzaad. Ook het paardenbloemstreepzaad (randbloemen onderzijde paars aangelopen) heeft van die diep ingesneden bladeren.
Maar het streepzaad is natuurlijk wel vertakt en bebladerd!
Kenmerken van het geslacht Paardenbloem (Taxaxacum) waartoe Paardenbloem behoort.
Er zijn heel veel soorten paardenbloemen. Ze zijn lastig van elkaar te onderscheiden. Gemakshalve heeft men ze alle onder 1 noemer ondergebracht.
Algemene kenmerken: onbehaarde, glanzende bloemsteel, hol, zonder schubben, niet vertakt en zonder bladeren. Buitenste omwindselblaadjes naar onderen teruggeslagen; de binnenste staan rechtop tegen de bloem aangedrukt. Bij doorbreken vertoont zich wit, bitter melksap uit de stengels en bladen. Vruchtpluis gesteeld.
Blad diep ingesneden, niet behaard, in een rozet. De bladen worden als molsla (door aarde afgedekt, zonder bladgroen) gegeten.