Honingorchis

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Honingorchis (Herminium%20monorchis)

De Honingorchis is een kleine, onopvallende orchidee met citroengele bloemen. De hoogte ligt tussen 10 en 30 cm. Ze groeit in natte duinvalleien en wel daar, waar kleine, nieuwe duintjes zijn ontstaan, dus op de overgang van natte naar droge vegetatie.

De bloemen staan vrij dicht op elkaar en vormen een lange aar. De bloemen geuren naar honing. De lip van de bloem is in drieën gespleten, spiesvormig en naar voren gericht. De buitenste bloemdekbladen zijn 2,5-3 mm lang, de binnenste ca. 3,5 mm.
Aan de voet staan 2 smalle bladen.
In de grond heeft de plant 1 ronde knol.

De in Nederland uitgestorven gewaande Honingorchis is onlangs op 1 plek teruggevonden.
Kenmerken van het geslacht Herminium  (Herminium) waartoe Honingorchis behoort.

Van het geslacht Herminium komt in Europa slechts 1 soort voor, de Honingorchis.
Kenmerkend is de ondergrondse stengel met 1 of meerdere kleinere wortelknollen aan het uiteinde. Er zijn slechts 2 bladeren aan de voetstengel. De bloemen zijn klokvormig, het bloemdek is half gesloten. De lip is drielobbig met een verlengde middelste lob.

SPECIFICATIES - honingorchis
familieOrchideeënfamilie (Orchidaceae)
info familieLeden van deze familie hebben bladen met een gave rand, ze zijn meestal lancetvormig, aan de voet vaak stengelomvattend.
De bloemen staan in aren, trossen of pluimen.
De bloemen zijn symmetrisch, ze hebben 6 kroonblaadjes en zijn vaak opvallend gekleurd.
Vijf van de zes kroonblaadjes zijn vaak naar elkaar toegebogen en vormen zo een soort helm, het zesde blaadje staat apart, is groter dan de overige blaadjes en wordt lip genoemd. Deze lip loopt vaak uit in een spoor.



Bij de inlandse orchideeën zijn de stijl, de stempel en 1 meeldraad zonder helmdraad, dus alleen een helmknopje, vergroeid tot een zuiltje. Het helmknopje bestaat uit twee hokjes en zit meestal voor de stempel.
In de hokjes zit het stuifmeel in de vorm van een klompje. Deze stuifmeelklompjes hebben een steeltje. Het einde van dit steeltje is weer vergroeid met een snaveltje (rostellum). Een deel van dit snaveltje is veranderd in gom of in een paar kleefschijfjes. De stuifmeelklompjes groeien hieraan vast. Soms liggen de schijfje bloot, bv. bij de Muggenorchis. Bij andere geslachten ligt ieder schijfje weer in een napje. Ook kunnen beide schijfjes in 1 napje liggen.

Onder de stempelplek ligt bij vele soorten de ingang tot de spoor waar de honing bewaard wordt. Bij sporenloze orchideeën ligt de honing op de onderlip.

Als nu een insect, op zoek naar de honing, tegen de kleefschijfjes aankomt, dan plakken deze inclusief de stuifmeelklompjes vast op de kop van het insect. Is er een beursje, dan klapt dit bij aanraking terug en komen de kleefschijfjes bloot te liggen en kunnen ze vastplakken op de kop van het insect. De steeltjes van de klompjes staan dan rechtovereind op de kop van het insect. Na een paar seconden, net genoeg voor het insect om een volgende bloem te vinden, buigen de steeltjes door en kunnen het stuifmeel overbrengen op de bloem waar het insect zich inmiddels bevindt.

Oorspronkelijk bloeiden orchideeën met de lip naar boven gericht. Dit bleek onhandig voor de insecten die op hun kop op de lip moesten landen om bij de honing te kunnen. De evolutie heeft dit gecorrigeerd door het onderstandige vruchtbeginsel een halve slag te draaien - de bloem, die in de knop nog naar boven is gericht - wordt nu bij het openen gedraaid.



De andere twee binnenste bloemdekblaadjes zijn meestal ongeveer gelijk van vorm met de drie van de buitenste krans. Soms vormen ze samen met de bovenste van de buitenkrans een soort helm boven de stempelzuil.
Orchideeën leven in symbiose met bodemschimmels die de wortels binnendringen. Het heeft dan ook geen zin om orchideeën uit te graven voor in de tuin: ze zullen het niet overleven.
naam honingorchis (Herminium monorchis)
waar lage duintjes in duinvalleien waar de natte vegetatie overgaat in drogere
bloei hoogtepunt eerste 2 weken van juli
kleur groengeel
blad 2 langwerpige tot lijnlancetvormige bladen aan de voet van de bloemstengel
vrucht doosvrucht