Bokkenorchis

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Bokkenorchis (Himantoglossum%20hircinum)

Het meest opvallende aan de Bokkenorchis zijn de sliertige, spiraalsgewijs gedraaide lobben van de lip. De orchidee lijkt hierdoor behangen met rode en groene slingers. Verder is de Bokkenorchis een forse plant die tot 80 cm hoog kan worden, de bloemen staan in een lange aar. Ze verspreiden een sterke, onaangename lucht (bokkenlucht - vandaar de naam van deze orchidee).

De zij- en bovenste kroonblaadjes (petalen en sepalen) van de bloem vormen min of meer een helm, de buitenzijde is groenwit, de binnenzijde rood gestreept.
De middelste lob van de lip is breder dan de zijlobben en vanaf het midden spiraalsgewijs gedraaid. Het bovendeel is wittig en met rode papillen bezet (honingmerk), de zijrand is gekarteld. Het onderste gedraaide deel is vaak roodpaars aangelopen, het uiteinde is gespleten. De middelste lob is al met al 4 tot 5x langer dan de zijlobben van de lip. Bij bloemen in de knop is de sliert van de middenlob nog opgerold.

De spoor is zakvormig en veel korter dan het vruchtbeginsel.

Het blad is lichtgroen, mat, breed lancetvormig tot lancetvormig, meestal als rozet gerangschikt. Het hogere blad is stengelomvattend. De rozetten verschijnen al voor het begin van de winter. Tegen de tijd dat de orchidee bloeit, zijn de bladeren vaak al verwelkt.

De bloeitijd is van half mei tot begin juli.

De Bokkenorchis is te vinden in droge kalkgraslanden op het zuiden, aan bos- en struweelranden, op dijken en in hooilanden en verruigd duingrasland. Er zijn in Nederland slechts enkele vindplaatsen bekend.
Kenmerken van het geslacht Himantoglossum  (Himantoglossum) waartoe Bokkenorchis behoort.

Het geslacht Himantoglossum kent een achttal soorten. Orchideeën uit dit geslacht zijn terrestrisch. In Nederland en België komen sinds kort 2 soorten voor, nl. de Bokkenorchis (H. hircinum) en de Hyacintorchis (Himantoglossum robertianum).

De naam van dit geslacht is afgeleid van de Oudgriekse woorden voor riem en tong (himas en glossa) en hiermee wordt verwezen naar de lange lip van deze soorten.

De planten hebben een bladrozet en hogerop meerdere, stengelomvattende bladeren die al tijdens de bloei verwelken.

Himantoglossum-soorten komen voor op kalkrijke bodems, zoals kalkgraslanden en kalkrijke duinen.

SPECIFICATIES - bokkenorchis
familieOrchideeënfamilie (Orchidaceae)
info familieLeden van deze familie hebben bladen met een gave rand, ze zijn meestal lancetvormig, aan de voet vaak stengelomvattend.
De bloemen staan in aren, trossen of pluimen.
De bloemen zijn symmetrisch, ze hebben 6 kroonblaadjes en zijn vaak opvallend gekleurd.
Vijf van de zes kroonblaadjes zijn vaak naar elkaar toegebogen en vormen zo een soort helm, het zesde blaadje staat apart, is groter dan de overige blaadjes en wordt lip genoemd. Deze lip loopt vaak uit in een spoor.



Bij de inlandse orchideeën zijn de stijl, de stempel en 1 meeldraad zonder helmdraad, dus alleen een helmknopje, vergroeid tot een zuiltje. Het helmknopje bestaat uit twee hokjes en zit meestal voor de stempel.
In de hokjes zit het stuifmeel in de vorm van een klompje. Deze stuifmeelklompjes hebben een steeltje. Het einde van dit steeltje is weer vergroeid met een snaveltje (rostellum). Een deel van dit snaveltje is veranderd in gom of in een paar kleefschijfjes. De stuifmeelklompjes groeien hieraan vast. Soms liggen de schijfje bloot, bv. bij de Muggenorchis. Bij andere geslachten ligt ieder schijfje weer in een napje. Ook kunnen beide schijfjes in 1 napje liggen.

Onder de stempelplek ligt bij vele soorten de ingang tot de spoor waar de honing bewaard wordt. Bij sporenloze orchideeën ligt de honing op de onderlip.

Als nu een insect, op zoek naar de honing, tegen de kleefschijfjes aankomt, dan plakken deze inclusief de stuifmeelklompjes vast op de kop van het insect. Is er een beursje, dan klapt dit bij aanraking terug en komen de kleefschijfjes bloot te liggen en kunnen ze vastplakken op de kop van het insect. De steeltjes van de klompjes staan dan rechtovereind op de kop van het insect. Na een paar seconden, net genoeg voor het insect om een volgende bloem te vinden, buigen de steeltjes door en kunnen het stuifmeel overbrengen op de bloem waar het insect zich inmiddels bevindt.

Oorspronkelijk bloeiden orchideeën met de lip naar boven gericht. Dit bleek onhandig voor de insecten die op hun kop op de lip moesten landen om bij de honing te kunnen. De evolutie heeft dit gecorrigeerd door het onderstandige vruchtbeginsel een halve slag te draaien - de bloem, die in de knop nog naar boven is gericht - wordt nu bij het openen gedraaid.



De andere twee binnenste bloemdekblaadjes zijn meestal ongeveer gelijk van vorm met de drie van de buitenste krans. Soms vormen ze samen met de bovenste van de buitenkrans een soort helm boven de stempelzuil.
Orchideeën leven in symbiose met bodemschimmels die de wortels binnendringen. Het heeft dan ook geen zin om orchideeën uit te graven voor in de tuin: ze zullen het niet overleven.
naam bokkenorchis (Himantoglossum hircinum)
waar in droge kalkgraslanden op het zuiden, aan bos- en struweelranden, op dijken en in hooilanden, verruigd duingrasland
bloei half mei - begin juli
kleur groenwit met bruin en violet
blad lichtgroen, mat, breed lancetvormig tot lancetvormig, bladrozet en stengelomvattende bladeren
vrucht doosvrucht