Vaal mosklokje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Vaal mosklokje (Galerina%20mniophila)

Mosklokjes... helemaal zeker weten doe je het nooit. Volgens de Veldgids III zou de kleur van het Vaal mosklokje vaal okerbruin met grijzig-groenige tint zijn, een warm roodbruine tint leidt naar het Geelbruin mosklokje. Helaas kent de Veldgids III slechts 6 mosklokjes (de soorten die het meest in de duinen voorkomen). In Nederland komen echter 50 soorten voor, het overgrote deel slechts - en dan nog met grote moeite - op naam te brengen via de microscoop.

Het Vaal mosklokje dus... met het vaal okerbruine hoedje, kegelvormig en later uitgespreid, hygrofaan en doorschijnend gestreept. Het hoedcentrum vaak wat neigend naar hyalien. Bij uitdrogen verbleekt de hoedkleur sterk. Het oppervlak is kaal.

De plaatjes staan wijd uiteen en hebben ongeveer dezelfde kleur als de hoed. Ze zijn aangehecht aan de steel.

De steel meet 30-45x1-2 mm en is cilindrisch, bleek geelbruin, de top bijna doorschijnend en fijn bepoederd. Verder kaal of met velumflardjes.

De geur en smaak zijn schimmelig (in zoverre je de geur en smaak van zo′n piepklein paddestoeltje kunt bepalen).

Sporen amandelvormig, 9-11 x 5.5-6 mu, zonder plage, min of meer glad
Cheilocystiden flesvormig met stompe top. Pleurocystiden afwezig. Gespen aanwezig.

Met de sleutel van A. de Haan

Gespen aanwezig, pleurocystiden afwezig
- sporen glad, niet calyptraat, niet op veenmos, sporen meer dan 8.5 mu lang, basidia 4-sporig,
hoed helder geelbruin, cheilocystiden flesvormig ==> Honinggeel mosklokje (G. pumila)

hoed warm roodbruin of dof geelbruin, sporen glad tot fijn gemarmerd, cheilocystiden veelvormig ==>
hoed dof geelbruin, met bleek waterig, grijsbruin centrum, steel bijna hyalien, vezels snel verdwijnend, op zandige bodem => G. mniophila var mniophila (Vaal mosklokje)

De afslag ′Sporen wrattig tot fijn gemarmerd" nemend - steel niet behaard, basidia 4-sporig, niet tussen veenmos, vruchtlichaam klein, sporen bijna glad,
sporen smal amandelvormig tot sub-eivormig in zijaanzicht, perispore niet calyptraat, hoed dof geelbruin
- kom je uiteindelijk ook bij het Vaal mosklokje uit.
Kenmerken van het geslacht Mosklokje  (Galerina) waartoe Vaal mosklokje behoort.

Mosklokjes hebben een mycena-achtig tot collybia-achtig vruchtlichaam, soms met velumresten. De hoedkleur ligt ergens tussen oker en roodbruin.
De lamellen zijn aangehecht. De lamelsnede is wit gewimperd - te zien met loepje.
De steel is droog, vlokkig of kaal, soms met vliezige ring.
De sporen zijn bruinoranje of roestbruin. De sporen zijn aan de top vaak wat uitgerekt en in meer of mindere mate wrattig.
Cystiden zijn altijd aanwezig - de vorm is een belangrijk determinatiekenmerk. Groeit op mos, aarde of hout.

Sommige soorten zijn extreem giftig.

SPECIFICATIES - vaal_mosklokje
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam vaal_mosklokje (Galerina mniophila)
waar tussen mossen op relatief droog zand in de grijze duinen
sporeekleur oker
hoed hygrofaan, doorschijnend gestreept, vaal okerbruin met grijzig-groenige tint, verblekend bij uitdroging, kaal
steel 30-45x 1-2mm, cilindrisch, bleek geelbruin, bijna doorschijnend aan de top, top fijn bepoederd, rest kaal of met velumflardjes
plaatjes wijd uiteen, aangehecht, kleur als van de hoed