Groot mosklokje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Groot mosklokje (Galerina%20clavata)

Echt groot is het Groot mosklokje niet, de hoed is hooguit 2,5 cm in doorsnede. De hoedkleur is mat geelbruin, vettig glanzend en opvallend doorschijnend gestreept. Droog is de hoedkleur strogeel.
De lamellen staan wijd uiteen, zijn buikig en vaalgeel gekleurd, met een ruw lamelsnede.
De steel is slank. Bij jonge exemplaren kunnen er fijne, wittige velumflardjes op het oppervlak zitten, later verdwijnen deze en is het oppervlak glad. De kleur is waterig bruinig geel.
De geur is onopvallend.

Microscopisch vallen de gekopte cheilocystiden op, evenals de afwezigheid van pleurocystiden.
Het mosklokje mag dan klein zijn, de sporen zijn groot, (9-)11-15(-18.5)x(5-)6-8.5(-9.5) mu, ellipsvormig tot subamandelvormig, zonder plage. Het oppervlak is wrattig en vrij dikwandig.
Over de gehele steel verspreid zijn caulocystiden te vinden.

De basidia zijn 4-sporig. 2-sporige basidia leiden naar het Tweesporig mosklokje (G. subclavata). Het Groot mosklokje groeit tussen mossen en grassen op drassige grond.
Het gelijkende Grasmosklokje is kleiner en heeft gelere lamellen.
Kenmerken van het geslacht Mosklokje  (Galerina) waartoe Groot mosklokje behoort.

Mosklokjes hebben een mycena-achtig tot collybia-achtig vruchtlichaam, soms met velumresten. De hoedkleur ligt ergens tussen oker en roodbruin.
De lamellen zijn aangehecht. De lamelsnede is wit gewimperd - te zien met loepje.
De steel is droog, vlokkig of kaal, soms met vliezige ring.
De sporen zijn bruinoranje of roestbruin. De sporen zijn aan de top vaak wat uitgerekt en in meer of mindere mate wrattig.
Cystiden zijn altijd aanwezig - de vorm is een belangrijk determinatiekenmerk. Groeit op mos, aarde of hout.

Sommige soorten zijn extreem giftig.

SPECIFICATIES - groot_mosklokje
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam groot_mosklokje (Galerina clavata)
waar tussen mos en gras, vaak in vochtige omgeving
sporeekleur bruin
hoed tot 25 mm, stomp conisch of klokvormig, vettig glanzend,mat geelbruin, ddorschijnend gestreept, hygrofaan
steel slank, 2-3x zo lang als hoeddiameter, jong met fijne, wittige velumflardjes, waterig bruinig geel
plaatjes aflopend-breed aangehecht, bleek geel later geelbruin, wijd uiteen, buikig, lamelsnede ruw