Gevlekte vezelkop

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Gevlekte vezelkop (Inocybe%20maculata)

Inocybe maculata ( Gevlekte vezelkop). Dan rijst direct de vraag "wat is er zo gevlekt aan deze vezelkop"? Antwoord: Met name in het centrum van de hoed zitten verspreid wittige, vlokkige velumrestjes. Maar let op, door regen of ouderdom kunnen de vlekjes verdwenen zijn. Of je hebt te maken met de vlekloze I. maculata forma fulva.
In een opmerking bij zijn artikel over het subgenus Inosperma merkt Th. Kuyper op dat de aanwezigheid van de vlokjes deels bepaald lijkt te worden door de omgeving. Varianten zonder vlekjes worden daarom niet tot een andere soort gerekend.
Hetzelfde geldt voor varianten met een afwijkende, vaak okergele hoedkleur.
Inocybe maculata behoort tot subgenus Inosperma.
  • Geen pleurocystiden
  • Hoed radiaal vezelig tot gebarsten of iets schubbig
  • Steel aanzienlijk langer dan de diameter van de hoed
  • Cheilocystiden cilindrisch, knotsvormig tot peervormig, talrijk, lamelsnede hierdoor wit
Uiterlijk: kastanjebruin tot geelbruin of bruin, centrum met verspreide, wittige velumrestjes, jong spits kegelvormig,later uitspreidend tot min of meer vlak, met duidekijke centrale umbo - hoedrand fijn vezelspletig. Oppervlak radiaal vezelig, niet kleverig of plakkerig.
Steel lang, wit, vooral in het midden roodbruin verkleurend, soms iets gezwollen aan de voet, geen ring.
Lamellen wit, verkleurend naar grijsbruin, opstijgend tot bijna vrij. Lamelsnede wit vlokkig.
Geur sterk, truffelachtig. Vlees wittig. Sporee bruin.
Op kalkrijke grond in open loofbossen, parken en lanen

De hoedkleur van I. maculata is zeer variabel evenals de aanwezigheid van velum.
Er worden 2 typen onderscheiden - 1 met chocoladebruine hoed, vaak bedekt met velumresten bij Carpinus, Corylus, Fagus, Quercus en Tilia op rijke grond meestal kalkrijk.
- de ander met meer gele tot roodbruine hoed en met geen of nauwelijks velumrestjes. Bij Betula, Picea, Pinus, Populus en Salix, maar ook Dryas en Polygonum in alpiene contreien. Deze beschrijving past bij I. maculata forma fulva.

Over de Maculata-groep
Cheilocystiden dunwandig, vaak knots- tot peervormig - sporen boonvormig (vergelijk de Rimosa-groep met cilindrisch gevormde cheilocystiden en elliptische sporen)
Geur opvallend, maar niet spermatisch zoals bij de Rimosa-groep. Hierbij dient opgemerkt te worden dat geur een heel persoonlijke ervaring is en dus niet echt een graadmeter.
Geur bepalen zowel bij gave als bij gekneusde exemplaren, deze is niet altijd gelijk.
I. maculata - rauwe aardappels
I. cookei - honing
I. erubescens - geparfumeerde zeep
I. adaequata en I. rhodiola - bieten
I. quietiodor - als Lactarius quietus, dwz zuur en zoet

Met duidelijke knolvoet I. cookie, I. maculata, I. maculata forma fulva en I. quietiodor.

I. adaequata, I. erubescens en I. rhodiola geen duidelijke knolvoet.
Maar hier wordt dan weer een nuance aangebracht door Th. Kuyper in zijn artikel over de Gladsporige vezelkoppen.
Steel min of meer cilindrisch, soms gedraaid. Van gelijke dikte over de gehele lengte tot duidelijk verbreed, soms met al dan niet gerande knol. De aanwezigheid van een gerande knol is niet altijd een even betrouwbaar kenmerk.
De berijpte steel met al dan niet caulocystiden is wel zeer belangrijk.


Literatuur:
A revision of the genus Inocybe in Europe, subgenus Inosperma
Inocybe maculata forma fulva
Veldgids Paddestoelen - Nico Dam en Th. Kuyper
Funga Nordica, 2nd edition, 2018
Site Ditte Bandini

Kenmerken van het geslacht Vezelkoppen  (Inocybe ) waartoe Gevlekte vezelkop behoort.

Tot de nieuwe familie Inocybaceae (Vezelkoppen) behoren o.a. de geslachten Mallocybe, Inosperma, Pseudosperma, Inocybe.

Mallocybe
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en zonder amorfe kap, vaak gesepteerd, eindcel vaak dik
  • Cystiden ontstaan direct uit de hyfen van het lamellenvlees
  • Geen pleurocystiden
  • Basidia met meer of minder bruin pigment
  • Lamellen breed aangehecht of iets aflopend, jong geel, oker, olijf, geelbruin of olijfbruin
  • Steel relatief kort, vaak korter dan hoedbreedte
  • Hoedoppervlak glad, viltig, wollig, fijn schubbig, niet gebarsten, bruin verkleurend met KOH of ammonniak
  • Geur nooit spermatisch
  • Sporen glad, met afgeronde apex, ook eivormig, boonvormig of langwerpig ellipsvormig
Tot dit geslacht behoren I. arthrocystis (Bedrieglijke viltkop), I. dulcamara (Gewone viltkop), I. fuscomarginata (Bruinsnedeviltkop), I. heimii (Duinviltkop), I. leucoblema (Bleekhoedviltkop), I. squarrosa (Dwergviltkop) en I. terrigena (Schubbige viltkop).

Inosperma
  • Basidia hyalien of met meer of minder geelbruin pigment
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en amorfe kap, deels cyanofiel, deels met secundaire septen
  • Cystiden ontstaan uit cellen van het subhymenium
  • Geen pleurocystiden
  • Sporen glad, met kleine apiculus, vaak met afgeronde apex, meestal ei- of boonvormig
  • Steel vaak langer dan de hoedbreedte
  • Hoed viltig, ingegroeid vezelig, wollig, schubbig
  • Geur niet spermatisch
Tot dit geslacht behoren I. adaequatum, I. bongardii, I. calamistratum, I. cervicolor, I. cookei, I.erubescens, I.fulvum, I.maculatum, I.pisciodorum, I. quietiodor.

Pseudosperma
  • Basidia incidenteel met geelbruin pigment
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en amorfe kap, deels cyanofiel, deels met secundaire septen
  • Cystiden ontstaan uit cellen van het subhymenium
  • Geen pleurocystiden
  • Sporen glad, met kleine apiculus, vaak met afgeronde apex, meestal ei- of boonvormig of langwerpig ellipsvormig
  • Steel vaak langer dan de hoedbreedte
  • Hoed radiaal vezelig, grof vezelig, gebarsten, radiaal barstig of slechts aan de rand en in het midden schubbig
  • Geur deels spermatisch
Tot dit geslacht behoren o.a. I. arenicola (Duinspleetvezelkop), I. obsoletum (Bleke spleetvezelkop), I. perlatum (Grijsbruine spleetvezelkop), I. rimosum (Geelbruine spleetvezelkop), I. squamata (Populiervezelkop), I. umbrinella (Sombere spleetvezelkop).

Inocybe - de groep kent gladsporige en knobbelsporige soorten.

Knobbelsporige en gladsporige vezelkoppen
  • Sporen zijn hoekig, stervormig of echt knobbelig of glad.
  • Basidia zonder bruin pigment.
  • Cystiden zijn meestal dikwandig en hebben een amorfe top met of zonder kristallen. Er tussen staan vaak paracystiden, cellen zonder kristallen en amorfe kap.
  • Er zijn meestal ook pleurocystiden.
  • Steel is niet opvallend kort.
  • De geur deels spermatisch.
Tot de gladsporige behoren o.a. I. lacera (Zandpadvezelkop) en I. vulpinella (Kleine duinvezelkop), I. geophylla (Witte satijnvezelkop), I. serotina (Grote duinvezelkop), I. splendens (Aarddrager)
Tot de knobbelsporige behoort o.a. I. dunensis (Geelbruine duinvezelkop)

Zie www.inocybe.org voor een beschrijving van de soorten.
In Coolia 49/1 vind je een sleutel voor de knobbelsporige vezelkoppen.

SPECIFICATIES - gevlekte_vezelkop
familieVezelkoppen (Inocybaceae)
info familieDe Inocybaceae (Vezelkoppen) werden tot voor kort ingedeeld bij de Cortinariaceae (Gordijnzwammen). Inmiddels zijn ze bevorderd tot een eigen familie.
De familie wordt tegenwoordig opgedeeld in 7 clades.

Inocybe, Inosperma, Mallocybe, Pseudosperma, Tubariomyes, Auritella en Nothocybe. De laatste 3 komen niet in West-Europa voor.

Vezelkoppen herken je aan het min of meer vezelige, soms gebarsten of schubbige, droge hoedje, de bruine sporen en vaak ook aan de geur. De geur kan spermatisch, fruitig, zoet, aromatisch, geraniumachtig zijn, maar er komen ook reukloze soorten voor. Vaalhoedjes (Hebeloma) lijken wel op de vezelkoppen, maar ze hebben een gladde hoed, ruiken vaak radijsachtig en de sporenmassa is valer bruin van kleur. De eveneens wat gelijkende Gordijnzwammen (Cortinarius) onderscheiden zich vooral door de warmere kleur van de sporenmassa.
Vezelkoppen groeien op de grond.
Onderzoek naar de Inocybaceae is nog in volle gang, er lijkt nog veel onduidelijkheid te zijn over de soort.
naam gevlekte_vezelkop (Inocybe maculata)
waar rijke loofbossen bij beuk en eik
sporeekleur bruin
hoed Hoed hazelnootbruin, vaak met velumvlokjes. Deze verdwijnen echter bij het ouder worden of bij regen. Jong puntig conisch met ingekrulde rand, uiteindelijk laag komvormig met umbo, naar de rand fijn vezelspletig.
steel Steel 30-100 x 3-9 mm, aanvankelijk wit, later vooral in het midden bruin verkleurend.
plaatjes Lamellen opstijgend, bijna vrij, bleek grijsbeige, later bruiner, met wittige, nfijn vlokkige snede.