Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Gelaarsde gordijnzwam (Cortinarius%20torvus)
De Gelaarsde gordijnzwam (Cortinarius torvus) herken je aan de combinatie van een lilabruine hoed, paarsige, gemiddeld tot wijd uiteenstaande lamellen, de knots- tot bolvormige steel die aan de basis taps toeloopt en de witte bedekking op het lagere deel van de steel- de ′laars′ die vaak uitmondt in een afhangende ring. En last but not least aan de stinkende, weeïge geur.
De Gelaarsde gordijnzwam vormt mycorrhizen met loofbomen, en dan vooral met beuk en eik.
Hoed 3-8cm, gewelfd, breed klokvormig of bijna vlak, fijn zijdeachtig, later kaal. Kleur variabel, maar meestal lilabruin verkleurend naar grijslila of zilverkleurig. Hoedrand ingerold.
Lamellen aangehecht, dicht opeen, bruinpurper later roestbruin, bedekt met witachtig velum bij jonge exemplaren.
Steel 4-10 cm lang, 1.5 cm dik aan de top, knotsvormig uitlopend naar de voet toe, knolvoet. Droog, bij verse en jonge exemplaren bovenkant steel bleekpaars. Vanaf de voet ′gelaarsd′, d.w.z. bedekt met lilagrijs velum, vaak eindigend in een ijle ring.
Vlees: wit of paars met grijze tinten in de steel.
Geur sterk en weeïg zoet.
Sporenmassa roestbruin.
Sporen 8-11.5x4.5-6 mu, ellipsvormig, apex aan het einde versmald, zwak tot gematigd ruw.
Geen cheilo- en pleurocystiden, wel halfknotsvormige, gesepteerde randcellen op lamelsnede.
Pileipellis een cutis van hyaliene tot bruine, soms geïncrusteerde elementen.
Kenmerken van het geslacht Gordijnzwam (Cortinarius) waartoe Gelaarsde gordijnzwam behoort.
Gordijnzwammen zijn te herkennen aan het "gordijn". Dit is een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en top van de steel en dient om de in ontwikkeling zijnde lamellen met de sporen te beschermen. Wanneer de jonge paddestoel groeit breekt het weefsel (velum) en kunnen er restjes weefsel achterblijven langs de hoedrand en op de steel. De steel heeft dan een ring (" paddestoel met rokje").
Dit weefsel (velum partiale) is niet hetzelfde als het velum universale. Het velum universale komt bij praktisch alle lamelpaddestoelen voor en omhult het hele vruchtlichaam. Wanneer het breekt blijven er vaak restjes achter op de hoed in de vorm van schubjes (zie bijvoorbeeld de Vliegenzwam "een grote paddestoel rood met witte stippen") en aan de steelvoet. Bij vooral de Amanieten vormen de resten aan de steelvoet een duidelijke zak.
Bij de Gordijnzwammen zie je de restanten van het velum universale als vlokjes langs de hoedrand en aan de voet van de steel. Het velum is wit of bruin van kleur.
Restjes van het velum partiale vormen een smalle ring op de steel. Deze ring kleurt weldra oranje door de sporen die erop vallen. Deze oranje ring is wel het handigste kenmerk van de gordijnzwammen. De sporeekleur is geelbruin,roestbriun, donkerbruin, zwartbruin.
Het determineren van gordijnzwammen is een ingewikkelde klus. Vooral omdat door DNA-onderzoek het hele geslacht momenteel op de schop is en veel informatie inmiddel achterhaald is.
Helaas zijn gordijnzwammen erg mooie paddestoelen. Juist door hun wat rommelige uiterlijk met de witte en oranjegekleurde velumrestjes en vaak fraaie kleuren. En dus ga je tegen beter weten in toch weer proberen om de gevonden gordijnzwam op naam te brengen.
Het eerste kenmerk waar je op moet letten is of het hoedje slijmerig of kleverig of juist droog is en of het hoedje hygrofaan is of niet (heeft het droge hoedje een andere kleur dan het natte hoedje? )
Als tweede punt is de geur belangrijk. Deze kan soms heel uitgesproken zijn: de geur van geraniums of de geur van rode bietjes of aardachtig. Heb je deze uitgesproken geuren gevonden dan kun je de paddestoel in elk geval in een subgroep indelen.
De gordijnzwam is een ectomycorrhizavormende paddestoel. Dat wil zeggen dat hij afhankelijk is van een bepaalde boomsoort. Daarom is het belangrijk om te weten bij welke boom de gevonden gordijnzwam staat.
Daarna moet meestal de microscoop er aan te pas komen.