Geelbruine spleetvezelkop

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Geelbruine spleetvezelkop (Inocybe%20rimosa)

Over de Rimosa-groep (Spleetvezelkoppen)
Sporen ellipsvormig tot vaag boonvormig - cheilocystiden cilindrisch tot knotsvormig.
Steeltop berijpt.
Vaak met spermatische geur en geel tot olijfgeel pigment in de lamellen.

Rimosa subgroep A
I. umbrinella ()Sombere vezelkop)- warm geel tot roodbruine hoed met donker centrum en contrasterende, sterk gebarsten en lichtere omgeving. Micro-morfologie min of meer gelijk aan I. rimosa (Geelbruine vezelkop). Bij Populus nigra. Ook droge zandige grond het Helianthemum, Pinuis en Quercus ilex.
I.umbrinella kan verward worden met I. perlata (Grijsbruine spleetvezelkop), maar dit is een forse paddestoel (zie hieronder) en heeft een saai donkerbruine hoedkleur en een minder duidelijke umbo.


Rimosa subgroep B
I.obsoleta (Bleke spleetvezelkop) en I. perlata zijn forse paddenstoelen in gemengde loofbossen en parken, op wat kalkrijke en voedselrijke grond. Micro-morfologisch nauwelijks verschillend van I. rimosa.
I. perlata is te herkennen aan het al genoemde robuuste uiterlijk en de donker grijsbruine kleur zonder gele tint.
I. obsoleta heeft een bleke, kleiig geelbruine hoedkleur met duidelijke, witte velumrestjes bij jonge exemplaren.
I. obsoleta heeft een bleke, kleiig geelbruine hoedkleur met duidelijke, witte velumrestjes bij jonge exemplaren.
I. obsoleta heeft een bleke, kleiig geelbruine hoedkleur met duidelijke, witte velumrestjes bij jonge exemplaren. Rimosa subgroep D I. flavella sl (Spitse vezelkop), I. hygrophorus, I. squamata (Populiervezelkop) in gemengde bossen met Salix en Populus op kleigrond.


Zijn de sporen hoofdzakelijk boonvormig en de cheilocystiden knotsvormig tot peervormig en is de geur niet spermatisch, dan kom je uit bij de Maculata-groep.

Inocybe rimosa
De hoed van de Geelbruine spleetvezelkop (Inocybe rimosa) is vezelig en duidelijk gespleten. De vrij grote hoed is aanvankelijk stomp conisch of klokvormig, later laag gewelfd met een stompe umbo. De kleur is geel tot okerbruin.

De steel is 3-100x3-10 mm, wittig of licht bruingeel. De top is bepoederd.

De geur is spermatisch.

Er zijn een aantal soorten nauw verwant aan Inocybe rimosa, zoals I. obsoleta (Bleke spleetvezelkop), I.perlata (Grijsbruine vezelkop) en I. umbrinella (Sombere spleetvezelkop).

Volgens vezelkoppenspecialist Ditte Bandini komt I. rimosa niet voor in de grijze duinen, de gelijkende soort daar is I. umbrinella. De Geelbruine spleetvezelkop is te vinden in open loofbossen. Sporen glad, 9-15x6-8 mu.
Cheilocystiden zonder kristallen, 30-70x10-22 mu, breed cilindrisch tot knotsvormig, vrij lang.

Kenmerken van het geslacht Vezelkoppen  (Inocybe ) waartoe Geelbruine spleetvezelkop behoort.

Tot de nieuwe familie Inocybaceae (Vezelkoppen) behoren o.a. de geslachten Mallocybe, Inosperma, Pseudosperma, Inocybe.

Mallocybe
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en zonder amorfe kap, vaak gesepteerd, eindcel vaak dik
  • Cystiden ontstaan direct uit de hyfen van het lamellenvlees
  • Geen pleurocystiden
  • Basidia met meer of minder bruin pigment
  • Lamellen breed aangehecht of iets aflopend, jong geel, oker, olijf, geelbruin of olijfbruin
  • Steel relatief kort, vaak korter dan hoedbreedte
  • Hoedoppervlak glad, viltig, wollig, fijn schubbig, niet gebarsten, bruin verkleurend met KOH of ammonniak
  • Geur nooit spermatisch
  • Sporen glad, met afgeronde apex, ook eivormig, boonvormig of langwerpig ellipsvormig
Tot dit geslacht behoren I. arthrocystis (Bedrieglijke viltkop), I. dulcamara (Gewone viltkop), I. fuscomarginata (Bruinsnedeviltkop), I. heimii (Duinviltkop), I. leucoblema (Bleekhoedviltkop), I. squarrosa (Dwergviltkop) en I. terrigena (Schubbige viltkop).

Inosperma
  • Basidia hyalien of met meer of minder geelbruin pigment
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en amorfe kap, deels cyanofiel, deels met secundaire septen
  • Cystiden ontstaan uit cellen van het subhymenium
  • Geen pleurocystiden
  • Sporen glad, met kleine apiculus, vaak met afgeronde apex, meestal ei- of boonvormig
  • Steel vaak langer dan de hoedbreedte
  • Hoed viltig, ingegroeid vezelig, wollig, schubbig
  • Geur niet spermatisch
Tot dit geslacht behoren I. adaequatum, I. bongardii, I. calamistratum, I. cervicolor, I. cookei, I.erubescens, I.fulvum, I.maculatum, I.pisciodorum, I. quietiodor.

Pseudosperma
  • Basidia incidenteel met geelbruin pigment
  • Cheilocystiden dunwandig, zonder kristallen en amorfe kap, deels cyanofiel, deels met secundaire septen
  • Cystiden ontstaan uit cellen van het subhymenium
  • Geen pleurocystiden
  • Sporen glad, met kleine apiculus, vaak met afgeronde apex, meestal ei- of boonvormig of langwerpig ellipsvormig
  • Steel vaak langer dan de hoedbreedte
  • Hoed radiaal vezelig, grof vezelig, gebarsten, radiaal barstig of slechts aan de rand en in het midden schubbig
  • Geur deels spermatisch
Tot dit geslacht behoren o.a. I. arenicola (Duinspleetvezelkop), I. obsoletum (Bleke spleetvezelkop), I. perlatum (Grijsbruine spleetvezelkop), I. rimosum (Geelbruine spleetvezelkop), I. squamata (Populiervezelkop), I. umbrinella (Sombere spleetvezelkop).

Inocybe - de groep kent gladsporige en knobbelsporige soorten.

Knobbelsporige en gladsporige vezelkoppen
  • Sporen zijn hoekig, stervormig of echt knobbelig of glad.
  • Basidia zonder bruin pigment.
  • Cystiden zijn meestal dikwandig en hebben een amorfe top met of zonder kristallen. Er tussen staan vaak paracystiden, cellen zonder kristallen en amorfe kap.
  • Er zijn meestal ook pleurocystiden.
  • Steel is niet opvallend kort.
  • De geur deels spermatisch.
Tot de gladsporige behoren o.a. I. lacera (Zandpadvezelkop) en I. vulpinella (Kleine duinvezelkop), I. geophylla (Witte satijnvezelkop), I. serotina (Grote duinvezelkop), I. splendens (Aarddrager)
Tot de knobbelsporige behoort o.a. I. dunensis (Geelbruine duinvezelkop)

Zie www.inocybe.org voor een beschrijving van de soorten.
In Coolia 49/1 vind je een sleutel voor de knobbelsporige vezelkoppen.

SPECIFICATIES - geelbruine_spleetvezelkop
familieVezelkoppen (Inocybaceae)
info familieDe Inocybaceae (Vezelkoppen) werden tot voor kort ingedeeld bij de Cortinariaceae (Gordijnzwammen). Inmiddels zijn ze bevorderd tot een eigen familie.
De familie wordt tegenwoordig opgedeeld in 7 clades.

Inocybe, Inosperma, Mallocybe, Pseudosperma, Tubariomyes, Auritella en Nothocybe. De laatste 3 komen niet in West-Europa voor.

Vezelkoppen herken je aan het min of meer vezelige, soms gebarsten of schubbige, droge hoedje, de bruine sporen en vaak ook aan de geur. De geur kan spermatisch, fruitig, zoet, aromatisch, geraniumachtig zijn, maar er komen ook reukloze soorten voor. Vaalhoedjes (Hebeloma) lijken wel op de vezelkoppen, maar ze hebben een gladde hoed, ruiken vaak radijsachtig en de sporenmassa is valer bruin van kleur. De eveneens wat gelijkende Gordijnzwammen (Cortinarius) onderscheiden zich vooral door de warmere kleur van de sporenmassa.
Vezelkoppen groeien op de grond.
Onderzoek naar de Inocybaceae is nog in volle gang, er lijkt nog veel onduidelijkheid te zijn over de soort.
naam geelbruine_spleetvezelkop (inocybe rimosa)
waar bij loof- en naaldbomen
sporeekleur bruin
hoed 2-8 cm, conisch tot klokvormig, met duidelijke umbo, droog, zijdeachtig, strogeel tot geel tot geelbruin, oppervlak splijtend
steel 3-9 cm, tot 1 cm dik, geen gezwollen voet, droog, glad of fijn zijdeachtig, soms gedraaid of gegroefd, wit tot bleekgeel
plaatjes aangehecht, dicht opeen, wittig verkleurend naar grijs en ten slotte bruin