Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst
Plat goudkussentje (Perichaena depressa)
De sporangia van Perichaena depressa staan dicht naast elkaar en vervormen vaak door onderlinge druk. De vruchtlichamen zijn schijfvormig, langer dan breed en rood- of purperbruin tot bijna zwart gekleurd.
Hypothallus doorlopend onder groep, donkerbruin, onopvallend.
Het peridium bestaat uit twee, aanvankelijk nauw verbonden lagen. De buitenste met hoekige insluitsels, de binnenste vliezig en doorschijnend, lichtgeel, glad. Het rijpe vruchtlichaam opent met een dekseltje en een randstandige spleet, daarbij laat de buitenste laag soms los van de binnenste, maar vaak ook vallen beide lagen als een geheel af. De onderste helft van het peridium blijft achter als een ondiepe schotel met opstaand randje.
Capillitiumbuizen elastisch, meestal overvloedig, buizen dun (1.0-2.5 mu) en soms met kleine stekeltjes bezet, vaak ook met ringvormige insnoeringen.
Sporen in massa geel, in doorvallend licht eveneens geel. 9-12 mu met kleine wratjes bezet.
Plasmodium roodbruin - maar volgens sommigen melkwit of kleurloos of geelachtig.
Vrij algemeen op schors van dode bomen.
De sterk afgeplatte, door onderling contact meestal hoekige sporangia zijn karakteristiek.
Kenmerken van het geslacht Goudkussentje (Perichaena) waartoe Plat goudkussentje behoort.
Plasmodiocarpen of sporocarpen.
Het peridium bestaat uit 2 lagen, de buitenste onregelmatig gegranuleerd, de binnenste vliezig.
Capillitium soms schaars en vaak met onregelmatige of regelmatige insnoeringen, aan de buitenzijde vaak bezet met stekeltjes of wratjes.
Sporen geel of roodbruin.
Meestal op loofhout en op bladeren. In Nederland zijn 6 soorten bekend.