Gezellig draadwatje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Gezellig draadwatje (Trichia%20scabra)

Trichia scabra (Gezellig draadwatje)
Het Gezellig draadwatje herken je aan de zittende, dicht op elkaar gepakte, oranjegele vruchtlichamen. Ze liggen bijna als een kleedje over de dode stammen.
Onder de microscoop valt direct het fijnmazig netwerk op de sporen op (1000x).

Beschrijving Nannenga
Vruchtlichaam zittend.
Sporen met kleinmazig net, mazen allemaal ongeveer even groot.
Sporenmassa oranje of oranjegeel

Vruchtlichamen in vaak grote groepen, dicht samengepakt, bolvormig of iets oblaat,oranjegeel, oker- of olijfkleurig en glanzend, soms paarlemoer.
Hypothallyus onder de gehele groep doorlopend.
Peridium dun en doorschijnend, geel, glad of aan de binnenzijde met waaiervormige strepen. Het peridium scheurt in de bovenste helft onregelmatig open. De onderste helft blijft achter.
Elateren lang, 4-6 mu breed, geel, met 3-4 fijn-stekelige spiralen en zwakke, overlangse strepen, uitlopend in een korte, min of meer kegelvormige punt.
Sporen oranjegeel in opvallend licht, in doorvallend licht lichtgeel, 10-12 mu, met fijn kleinmazig, soms onderbroken netwerk.
Plasmodium wit.
Kenmerken van het geslacht Draadwatje  (Trichia) waartoe Gezellig draadwatje behoort.

Sleutel volgens De Nederlandse Myxomyceten - E. Nannenga-Bremekamp

12. Capillitiumbuizen zonder kalk, met spiraalstructuur
13. Buizen vrijwel onvertakt, vrij kort, veel losse uiteinden, los in het sporangium liggend.
14. Buizen in scherpe punten eindigend.

SPECIFICATIES - gezellig_draadwatje
familieTrichiaceae (Trichiaceae)
info familieDeze familie kent de volgende geslachten:
Hemitrichia
Metatrichia
Perichaena
Trichia
Kenmerkend is de helder gekleurde sporenmassa. De vruchlichamen zijn gesteeld of zittend. Het capillitium bestaat dikwijls uit compacte of buisvormige, gladde of vervormde, vrije of vastzittende draadachtige elementen.
naam gezellig_draadwatje (Trichia scabra)
waar dood hout
-
kleur vruchtlichaam oranjegeel, in grote groepen, zittend, dicht op elkaar
plasmodium wit
sporen 10-12 mu, lichtgeel, met kleinmazig netwerk