Vogelnestje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Vogelnestje (Neottia%20nidus-avis)

Het Vogelnestje is een kleine tot middelgrote orchidee met bruine bloemen en zonder bladgroen.

De bloeiwijze is een rijke, dichtbloemige aar, de onderste bloemen staan ver uiteen.
De bloemen hebben een vrij grote lip die aan de onderzijde uitloopt in 2 slippen. De sepalen en petalen vormen een helmpje.
De stengel is lichtbruin tot geelbruin en vrij dik.

Het Vogelnestje is een uiterst zeldzame orchidee in Nederland. Ze kan, behalve in vochtige loof- en naaldbossen, met een voorkeur voor gemengde loofbossen met beuk, ook voorkomen op kalkhoudende grond in de duinen, maar dat is dan wel een heel bijzondere vondst!
Kenmerken van het geslacht Neottia  (Neottia) waartoe Vogelnestje behoort.

Neottia is een orchideeëngeslacht van kleine, onopvallende planten met een nestachtige wortelstok (neotteia betekent nest in het Oudgrieks).
De planten zijn terrestrisch en overblijvend. Een aantal zijn epiparasieten en hebben zelf geen bladgroen.
De sepalen en petalen vormen een helm. De lip is lang en tongvormig en aan de top in tweeëm gedeeld. Tussen de slippen is een groef met nectar.
De bloemen hebben geen spoor. Het rostellum (soort parapluutje boven de stamper ter voorkoming van zelfbestuiving) geeft een kleverige substantie af bij aanraking, zodat het stuifmeel op de kop van het bezoekende insect blijft plakken.

De keverorchissen worden tegenwoordig ook tot dit geslacht gerekend.

SPECIFICATIES - vogelnestje
familieOrchideeënfamilie (Orchidaceae)
info familieLeden van deze familie hebben bladen met een gave rand, ze zijn meestal lancetvormig, aan de voet vaak stengelomvattend.
De bloemen staan in aren, trossen of pluimen.
De bloemen zijn symmetrisch, ze hebben 6 kroonblaadjes en zijn vaak opvallend gekleurd.
Vijf van de zes kroonblaadjes zijn vaak naar elkaar toegebogen en vormen zo een soort helm, het zesde blaadje staat apart, is groter dan de overige blaadjes en wordt lip genoemd. Deze lip loopt vaak uit in een spoor.



Bij de inlandse orchideeën zijn de stijl, de stempel en 1 meeldraad zonder helmdraad, dus alleen een helmknopje, vergroeid tot een zuiltje. Het helmknopje bestaat uit twee hokjes en zit meestal voor de stempel.
In de hokjes zit het stuifmeel in de vorm van een klompje. Deze stuifmeelklompjes hebben een steeltje. Het einde van dit steeltje is weer vergroeid met een snaveltje (rostellum). Een deel van dit snaveltje is veranderd in gom of in een paar kleefschijfjes. De stuifmeelklompjes groeien hieraan vast. Soms liggen de schijfje bloot, bv. bij de Muggenorchis. Bij andere geslachten ligt ieder schijfje weer in een napje. Ook kunnen beide schijfjes in 1 napje liggen.

Onder de stempelplek ligt bij vele soorten de ingang tot de spoor waar de honing bewaard wordt. Bij sporenloze orchideeën ligt de honing op de onderlip.

Als nu een insect, op zoek naar de honing, tegen de kleefschijfjes aankomt, dan plakken deze inclusief de stuifmeelklompjes vast op de kop van het insect. Is er een beursje, dan klapt dit bij aanraking terug en komen de kleefschijfjes bloot te liggen en kunnen ze vastplakken op de kop van het insect. De steeltjes van de klompjes staan dan rechtovereind op de kop van het insect. Na een paar seconden, net genoeg voor het insect om een volgende bloem te vinden, buigen de steeltjes door en kunnen het stuifmeel overbrengen op de bloem waar het insect zich inmiddels bevindt.

Oorspronkelijk bloeiden orchideeën met de lip naar boven gericht. Dit bleek onhandig voor de insecten die op hun kop op de lip moesten landen om bij de honing te kunnen. De evolutie heeft dit gecorrigeerd door het onderstandige vruchtbeginsel een halve slag te draaien - de bloem, die in de knop nog naar boven is gericht - wordt nu bij het openen gedraaid.



De andere twee binnenste bloemdekblaadjes zijn meestal ongeveer gelijk van vorm met de drie van de buitenste krans. Soms vormen ze samen met de bovenste van de buitenkrans een soort helm boven de stempelzuil.
Orchideeën leven in symbiose met bodemschimmels die de wortels binnendringen. Het heeft dan ook geen zin om orchideeën uit te graven voor in de tuin: ze zullen het niet overleven.
naam vogelnestje (Neottia nidus-avis)
waar in loof- en naaldbossen, vooral in gemengde loofbossen met beuk, ook op kalkhoudende grond in de duinen
bloei half mei tot 3e week juni
kleur bruin
blad gereduceerd tot stengelomvattende schubben, geen bladgroen
vrucht doosvrucht