Geelwitte ossentong

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Geelwitte ossentong (Anchusa%20ochroleuca)

De stengel van de Geelwitte ossentong is bovenaan afstaand tot aaangedrukt behaard, onderaan steeds met naar beneden gerichte haren. Kelkslippen stomp, met bleke rand. Bloemkroon bleekgeel tot min of meer wit.
Kenmerken van het geslacht Ossentong  (Anchusa) waartoe Geelwitte ossentong behoort.

De meeldraden steken niet naar buiten. De bloemkroonbuis is door harige kroonschubben afgesloten, de helmknopjes zijn niet zichtbaar. De stengel staat rechtop. De bloemen aan de toppen van de takken staan in duidelijke schichten. De kelk is na de bloei niet vergroot. De bladen staan verspreid. Elke bloem staat in de oksel van een blaadje. De bloemen zijn trechtervormig, blauw en hebben duidelijke, harige kroonschubben. De vruchtjes zijn niet stekelig, wel gerimpeld. Het zijn echte bijenbloemen.

SPECIFICATIES - geelwitte_ossentong
familieRuwbladigenfamilie (Boraginaceeën)
info familieDe familie is duidelijk te herkennen aan de in schichten geplaatste bloemen, d.w.z. in twee rijen, naast elkaar, afwisselend naar rechts- en linksboven gericht.
Deze schichten zijn vaak aan de top opgerold en ontrollen zich tijdens het ontluiken.
De bladen zijn vaak ruw- , maar ook zachtharig of zelfs onbehaard.
Het vruchtbeginsel is duidelijk van buiten in vieren gedeeld met de stijl in het midden. Hieruit ontstaat een splitvrucht die in vier op zaden lijkende dopvruchtjes uiteenvalt. Dit kenmerk zie je ook bij de Lipbloemigen, maar ze onderscheiden zich van deze door de nooit regelmatig kruiswijs staande bladen en door de 5 meeldraden.
Veel soorten hebben naar binnen uitstekende plooien in de bloemkroon, de zgn. kroonschubben, die dikwijls de stamper en meeldraden bijna geheel overdekken
Ruwbladigen hebben opvallende bloemen en worden druk bezocht door insecten.
Aan de dopvruchtjes zitten vaak weerhaakjes.
naam geelwitte_ossentong (Anchusa ochroleuca)
waar droge zandgrond duinen
bloei mei - augustus
kleur bleekgeel tot wit
blad langwerpig-lijnvormig, minder dan 1 cm breed
vrucht splitvrucht