Duinfakkelgras

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Duinfakkelgras (Koeleria%20albescens)

Duinfakkelgras onderscheidt zich van de andere fakkelgras-ondersoorten door de dicht behaarde bovenste helft van de steel van de bloeiwijze. De lagere delen van de steel zijn in elk geval onder de knopen ook behaard.
Het blad is zeer dicht bezet met korte haartjes. Aan de bladvoet zitten vaak lange haren.
De aartjes zijn 4-6 mm lang. Het bovenste kelkkafje van de langste aartjes is hooguit 5,5 mm lang. De kafjes zijn spits tot toegespitst stekelpuntig.
Duinfakkelgras groeit op open tot grazige, droge, kalkhoudende grond in de duinen. Te vinden in de maanden juni en juli. Opvallend is de bleekgele-groenige bloeiwijze.
Kenmerken van het geslacht Fakkelgras  (Koeleria) waartoe Duinfakkelgras behoort.

Fakkelgras (Scherpgras) is een aarpluimgras. In ieder aartje zitten meerdere bloemen. Het kroonkafje heeft geen of een zeer korte, rechte naald.

SPECIFICATIES - duinfakkelgras
familieGrassenfamilie (Gramineeën of Poaceae)
info familieGrassen zijn éénjarige of overblijvende planten. De overblijvende planten vormen zoden of hebben lange, kruipende wortelstokken.
De stengel is meestal hol en rond, op de knopen zitten tussenschotjes.
De bladen zijn afwisselend geplaatst en hebben een schede die over een grote lengte de halm omsluit en vaak open is. Op de grens van de bladschede en de bladschijf bevindt zich een vliesje, het tongetje. De bloemen zijn meestal tweeslachtig.

Elk bloempje is omgeven door twee schutblaadjes, de kroonkafjes. Meerdere bloempjes bij elkaar vormen een aartje (bloempakje). Aan de voet van dit aartje zitten vaak twee schutblaadjes, deze worden kelkkafjes genoemd. Op de kroon- en kelkkafjes zit vaak een lang uitsteeksel, de kafnaald. Deze kleine aartjes van meerdere bloempjes vormen samen dan weer een aar, een aarpluim of een pluim.

Bij een aar (Aargrassen) zijn de kleine aartjes (bloempakjes) ongesteeld of zeer kort gesteeld. Ze zitten daardoor stijf tegen de stengel gedrukt.
Bij aarpluimgrassen zitten de kleine aartjes op korte steeltjes. De bloeiwijze lijkt dan op een aar, maar als je de kleine aartjes opzij buigt, zie je dat er een kort steeltjes is.
De pluimgrassen hebben zwierige zijtakken die zelf vaak ook weer vertakt zijn.


De vrucht, graankorrel, bevat 1 zaad.

Grassen zijn windbloeiers, d.w.z. ze laten hun stuifmeel verspreiden door de wind.

Uit dit hele verhaal begrijp je waarschijnlijk al dat het determineren van grassen niet eenvoudig is. Kijk o.a naar de volgende punten:
- heeft het gras lange wortelstokken of is het zodenvormend?
- vormt het gras een aar, een aarpluim of een pluim?
- bevinden zich op elke tand 1 of meerdere aartjes ?
- zitten er in het aartje meerdere volkomen bloemen, d.w.z. bloemen met stamper en meeldraden, of is er slechts 1 volkomen bloem en zijn de andere bloempjes in het aartje mannelijk?
- Is er een kafnaald? Is deze lang of kort? Geknikt?
- Zijn er 1 of meerdere kelkkafjes?
- Steken de bloemen boven de kelkkafjes uit?
- Hoe ziet het tongetje eruit?
- Is de bladschede gesloten of geopend?
- Hoe ziet het blad eruit?
naam duinfakkelgras (Koeleria albescens)
waar kalkgraslanden, veel in de duinen
bloei juni - juli
kleur -
blad vooral bovenaan bezet met korte haren, bij de bladvoet vaak ook enkele lange haren
vrucht graanvrucht