Beuk

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Beuk (Fagus%20sylvatica)

Beuken zijn statige bomen, die vaak langs lanen in parken en bossen zijn aangeplant en daar met hun brede, bolvormige kroon de indruk wekken van een pad door een imposante kathedraal. In de herfst kleuren de bladeren deze kathedraal in warme, rode tinten. De beuk is een inheemse boom. Op de Veluwe kun je veel beukenbossen vinden. Lanen met beuken tref je vooral aan op oude landgoederen. Beuken groeien vaak in gezelschap van eiken, bergesdoorns, fijnsparren, zilversparren en douglassparren.

De stam van de beuk heeft een gladde, grijsgroene schors, de regenzijde is vaak groen door algen. De grond rondom de beuk ligt meestal bezaaid met de napjes van de beukennootjes. De beuk is dan ook een van de gemakkelijker te herkennen bomen.

Het blad van de beuk is eivormig tot elliptisch spits. De randen zijn zwak gegolfd, eerst zijdeachtig behaard en later kaal. De bladeren vormen een bladmozaïk - de bladeren zijn gelijkmatig verdeeld, zodat een een groot vlak van bladeren ontstaat. Dit vlak vangt veel licht, waardoor er onder het bladerdek weer veel schaduw is.
Het blad van jonge beuken blijft ook in de winter aan de boom zitten. Dit om de jonge, kwetsbare boompjes te beschermen tegen te veel zon en vraat. De ′jeugdigheid′ wordt hierbij niet bepaald door de leeftijd van de boom, maar door de hoogte van de boom. Om deze reden zal de haagbeuk altijd ′jong′ blijven en dus nooit het punt bereiken waarop de boom haar blad verliest. Bij hoge, volwassen beuken zullen de bovenste takken hun blad verliezen, terwijl de lagere takken hun blad behouden.

Als de bescherming tegen zonlicht wegvalt, omdat bijvoorbeeld aangrenzende bomen worden gekapt, ontstaat zonnebrand. Onder de dunne schors bevindt zich water. Door de warmte kan dit water gaan koken en uitzetten en zo de schors openscheuren. De ontstane scheuren kunnen buitengewoon fotogeniek zijn, maar maken de boom kwetsbaar voor aantasting door schimmels.

Soms zie je ook zwarte vlekken op de stam. Het gaat hier om de schimmelaantasting Ptytophthora syringae. Deze schimmel is niet direct dodelijk, maar de vitaliteit van de boom neemt wel af.

De mannelijke katjes zijn bijna kogelvormig en hangen aan lange, zijdeachtig behaarde steeltjes. De vrouwelijke katjes hebben weinig bloemen: twee in een omhulsel. Het vruchtomhulsel (napje) heeft vier kleppen en is stekelig. Het heeft een kort, dik steeltje. De bloemen zijn eenslachtig (afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke bloemen), de beuk is eenhuizig (beide geslachten op dezelfde plant). De beuk bloeit vaak pas na 40 tot 60 jaar en dan nog maar eens in de 5 tot 8 jaar.
De knoppen zijn lang en bruin van kleur.

< Beukennootjes zijn eetbaar, maar slechts in geringe hoeveelheden. Ze werden vroeger gebruikt bij het maken van ′kletskoppen′.
Op de napjes van de nootjes kun je verschillende leuke, kleine paddestoeltjes vinden.
Aan de voet van de beuk kun je ook een scala aan paddenstoelen vinden. Deze leven in symbiose met de boomwortels (door middel van zogeheten mycorrhiza wisselen plant en schimmel suikers en water en mineralen uit). Bijzonder is de driehoeksverhouding van Beuk, de knalgele, vreselijk riekende Narcisridderzwam en het bladloze Stofzaad.
Kenmerken van het geslacht Beuk  (Fagus) waartoe Beuk behoort.

-

SPECIFICATIES - beuk
familieNapjesdragersfamilie (Fagaceae)
info familieEenhuizige bomen. De bladen staan verspreid, ze zijn enkelvoudig en hebben afvallende steunblaadjes. Mannelijke bloemen in lange of kluwenvormige, katoenachtige bloeiwijzen, met 5-8 delig, weinig ontwikkeld bloemdek en 6-12 meeldraden. Vrouwelijke bloemen 1-3 (5) bijeen in bekervormig,later leerachtig of houtig worden omhulsel (napje). Vruchtbeginsel onverstandig, 3-6 hokkig. Stijlen 3-6 of 1 stijl met 3 stempels. Vrucht is een nootje
naam beuk (Fagus sylvatica)
waar in bossen en aangeplant
bloei mei
kleur groenachtig
blad ovaal tot elliptisch met 5-9 zijnerven, ondiep gezaagd, met een dicht gewimperde, zeer ondiep gegolfde rand en een korte steel.
vrucht beukennootje - 2 tot 3 vruchtjes in een stekelig napje met vier kleppen