Lila gordijnzwam

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Lila gordijnzwam (Cortinarius%20alboviolaceus)

De Lila gordijnzwam (Cortinarius alboviolaceus) behoort tot de groep Alboviolaceus. Gordijnzwammen uit deze groep hebben een niet-hygrofane, niet-gestreepte hoed. Het oppervlak is glad en zijdeachtig, de kleur van de hoed heeft vaak een paarse zweem. Het vlees verkleurt niet of nauwelijks bij doorsnijden. De sporen zijn elliptisch, Q>1.25, maar <2.0. Sommige soorten hebben een doordringende geur van kamfer of oude zweetkaas, andere hebben een onopvallende geur.

De Lila gordijnzwam heeft een 3-7 cm brede hoed, aanvankelijk klokvormig, later breed klokvormig tot uitgespreid. Het centrum heeft vaak een brede umbo. De kleur is aanvankelijk bleek violet, maar het oppervlak is bedekt met wit velum waardoor een zilverkleurige tot wittige paarstint ontstaat. Uiteindelijk verkleurt de hoed naar bleek okerkleurig. De kleur verloopt vanaf de hoedrand van donker naar licht (bij de meeste paddestoelen is dit net andersom).
De lamellen zijn bij jonge exemplaren bleek grijslila, maar verkleuren door de rijpende sporen via kleibruin naar roestbruin. Ze zijn aangehecht aan de steel.
De steel heeft dezelfde kleur als de hoed. De steel is 5-9 cm lang, aan de top tot 1 cm dik, aan de voet vaak gezwollen of knotsvormig. Ook is de steel vaak krom. De steel is bedekt met cortinarestjes die oranje kleuren door de vallende sporen. Aan de voet heeft de zwam een ′ laarsje′ van dikke velumresten. Het vlees is wit tot bleek violet.

Sporen ellipsvormig, iets wrattig, 7,5-10x4,5-6 mu. Er zijn geen pleuro- of cheilocystiden. De hoedhuid is een cutis.
De vorm van de sporen is belangrijk bij het onderscheiden van de Violetgrijze gordijnzwam (C. violaceocinereus) en de Vaaggegordelde gordijnzwam (C. anomalus) van de Lila gordijnzwam. De eerste twee hebben bijna bolvormige sporen, Q<1.25.
De Lila gordijnzwam leeft samen met loofbomen zoals de eik.

Robuuster gelaarsd is de Gelaarsde gordijnzwam (C. torvus). Deze kenmerkt zich in eerste instantie direct door de onaangename, sterke geur.

Cortinarius alboviolaceus

** Geen opvallende geur

- hoed klokvormig - later breed klokvormig of plat, met brede, centrale umbo
- droog, satijnachtig, aanvankelijk bleek lila, later bedekt met wit velum zilverig of wit lila

- lamellen aangehecht, dicht opeen, bleek lila, later kaneel- tot roestbruin, bedekt met wit gordijn

- steel gezwollen aan de voet of knotsvormig, droog, zijdeachtig, bleek lila met name aan de top, bedekt met witte tot zilverkleurige vezeltjes, voet met bedekt met witte velumrestjes (gelaarsd).

Sporenprint roestbruin
Sporen 7.5-9.5 x 5-6 mu, ellipsvormig, iets wrattig

Cortinarius torvus

** Sterk riekend, steel met laars en omgekeerde ring)

- hoed gewelfd, later breed gewelfd of breed klokvormig tot bijna plat, droog, heel fijn zijdeachtig of op leeftijd bijna kaal. Kleur variabel, meestal lila bruin, verblekend bij droger worden naar grijs lila of zilverig. Hoedrand lang ingerold

- lamellen aangehecht, dicht opeen, bruin paars, later roestbruin, met wit gordijn

- steel voet gezwollen, knotsvormg, droog bleek paars aan de bovenzijde, later zilvergrijs tot wit of vaag bruin, met witte tot lilagrijze laars vanaf de voet die vaak eindigt in een dubbel gevouwen, dunne ring

Sporenprint roestbruin
Sporen 8-11.5 x 4.5-6 mu, ellipsvormig, met een versmald apiculair eind, zwak to matig wrattig.
Geen cheilocystiden maar wel halfknotsvormige, gesepteerde, marginale cellen langs de lamelsnede.

Hoedhuid met hyaliene tot bruinige, soms geïncrusteerde elementen
Kenmerken van het geslacht Gordijnzwam  (Cortinarius) waartoe Lila gordijnzwam behoort.

Gordijnzwammen zijn te herkennen aan het "gordijn". Dit is een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en top van de steel en dient om de in ontwikkeling zijnde lamellen met de sporen te beschermen. Wanneer de jonge paddestoel groeit breekt het weefsel (velum) en kunnen er restjes weefsel achterblijven langs de hoedrand en op de steel. De steel heeft dan een ring (" paddestoel met rokje").
Dit weefsel (velum partiale) is niet hetzelfde als het velum universale. Het velum universale komt bij praktisch alle lamelpaddestoelen voor en omhult het hele vruchtlichaam. Wanneer het breekt blijven er vaak restjes achter op de hoed in de vorm van schubjes (zie bijvoorbeeld de Vliegenzwam "een grote paddestoel rood met witte stippen") en aan de steelvoet. Bij vooral de Amanieten vormen de resten aan de steelvoet een duidelijke zak.

Bij de Gordijnzwammen zie je de restanten van het velum universale als vlokjes langs de hoedrand en aan de voet van de steel. Het velum is wit of bruin van kleur.
Restjes van het velum partiale vormen een smalle ring op de steel. Deze ring kleurt weldra oranje door de sporen die erop vallen. Deze oranje ring is wel het handigste kenmerk van de gordijnzwammen. De sporeekleur is geelbruin,roestbriun, donkerbruin, zwartbruin.

Het determineren van gordijnzwammen is een ingewikkelde klus. Vooral omdat door DNA-onderzoek het hele geslacht momenteel op de schop is en veel informatie inmiddel achterhaald is.

Helaas zijn gordijnzwammen erg mooie paddestoelen. Juist door hun wat rommelige uiterlijk met de witte en oranjegekleurde velumrestjes en vaak fraaie kleuren. En dus ga je tegen beter weten in toch weer proberen om de gevonden gordijnzwam op naam te brengen.

Het eerste kenmerk waar je op moet letten is of het hoedje slijmerig of kleverig of juist droog is en of het hoedje hygrofaan is of niet (heeft het droge hoedje een andere kleur dan het natte hoedje? )
Als tweede punt is de geur belangrijk. Deze kan soms heel uitgesproken zijn: de geur van geraniums of de geur van rode bietjes of aardachtig. Heb je deze uitgesproken geuren gevonden dan kun je de paddestoel in elk geval in een subgroep indelen.
De gordijnzwam is een ectomycorrhizavormende paddestoel. Dat wil zeggen dat hij afhankelijk is van een bepaalde boomsoort. Daarom is het belangrijk om te weten bij welke boom de gevonden gordijnzwam staat.
Daarna moet meestal de microscoop er aan te pas komen.

SPECIFICATIES - lila_gordijnzwam
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam lila_gordijnzwam (Cortinarius alboviolaceus)
waar bij loofbomen, in loofbossen, langs wegbermen op voedselarme bodem, matig algemeen in het oosten van het land en in de duinstreek
sporeekleur roestbruin
hoed 2-9 cm, jong onregelmatig halfbolvormig, later vlak tot gewelfd uitspreidend,met lage umbo, oppervlak droog, zijdeachtig glad, bleek lila tot vrijwel wit, glanzend
steel 1-1,5 maal zo lang als de hoeddia.5-15 mm dik, basis wat gezwollen, velum wit, met onopvallende gordels, cortina zilverwit, snel verdwijnend, oppervlak droog, zijdeachtig
plaatjes lamellen uitgebocht, eerst bleek koffie-verkeerd met soms lila waas, later bruin