Kousenvoetgordijnzwam

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Kousenvoetgordijnzwam (Cortinarius%20saturninus)

De Kousenvoetgordijnzwam herken je aan de steel, waarvan het onderste deel in min of meerdere mate sokachtig bedekt is met velumrestjes. De top heeft violette tinten.
De hoed is donker roodbruin, de verschillende tinten vormen ringen. Vandaar ook de Latijnse benaming C. saturninus. De soort groeit vaak groepsgewijs.

Dit klinkt natuurlijk allemaal iets te eenvoudig voor het determineren van een gordijnzwam. Helaas...!

De route naar de kousenvoet via de sleutel in de Funga Nordica is lang en kent veel hobbels die genomen moeten worden.


De soort behoort tot het subgenus Telamonia

De vroegere benaming voor Cortinarius saturninus was C.cohabitans)

Af te vinken route naar C. saturninus

- Hoed droog of zwak slijmerig bij vocht

- Smaak mild (niet doen als amateur, dat proeven bij Cortinarius ),
hoed wit tot geel, bruin of zwart

- KOH reactie geen of anders dan geel

- Hoed en steel zonder vrolijk kleurtje, soms wel blauw of vrolijke kleurtjes rond de steel

==> Telamonia

- Bovenste deel steel breder dan 4 mm +
grote hoed (30-)40-100(-150 mm)

- Universeel velum wit

- Hoed bruin tot zwart

- Vruchtlichaam niet geelbruin

- NIET Geur fruitig - sporenmaten 8.5-11 x 5-7 mu - vruchtlichaam met blauwige tinten - uitbundig veel universeel velum ==> Anders dan dit

- Hoed opvallend hygrofaan, vaak wasachtig-glinsterend bij vocht, zonder schubjes of vezels

- Geur niet die van jodoform, steel knotsvormig tot taps toelopend

- Steel niet kraakbeenachtig

- Sporen amandelvormig tot ellipsvormig

- Vlees in steel slechts of geheel niet met blauwe tinten

- Vochtig vlees in steel bruin tot donkerbruin

- Gedroogd met bleke tot vrij donkerbruine hoed, steel vaak bleker dan hoed, niet zwart; hoed en vlees rood bruin

-==> sectie Bovini

- Vruchtlichaam met blauwe tinten
- Sporen minder dan 9.5 mu lang


==> C. saturninus
Hoed 35-80 mm, halfbolvormig, later vlak-gewelfd tot bijna vlak met lage brede umbo of zonder umbo, sterk hygrofaan, niet doorschijnend gestreept, vochtig kastanjebruin, soms met paarsige tint, jong wit-zilverig vezelig, droog bleek tot vleeskleurig bruin. Rand met witte velumrestanten.

Lamellen vrij breed aangehecht, matig uiteenstaand, bleek grijsbruin, soms met blauwige tint, later chocoladebruin

Steel 50-100 x 6-13 mm, cilindrisch of iets knotsvormig, wit zijdeachtig-vezelig, vaak met aan de top een blauwige tint, later bleek okerbruin, universeel velum wit, een dunne deklaagje vormend of zones; vlees bleek bruin met aan de top vaak een blauwige tint

Vlees in hoed bleek bruin, in steeltop bleek violet.

Geur onopvallend.

Gedroogd met vuil- tot zwartig bruine hoed en grijze steel.

Sporen (7.5-)8.0-9.0(9.5) x 4.5-5 mu, Q=1.6-1.8, gemiddeld Q=1.7, oppervlak matig en scherp geruwd, zwak dextrinoide.

Basidia 24-30 x 8-9 mu, 4-=sporig, hyalien.
Cheilocystiden afwezig.
Lamellen bestaande uit 4-12 mu brede hyfen zonder geïncrusteerd pigment.

Bij kruipwilg in vochtige, kalkrijke duinvalleien en op noordhellingen met helm (Ammophila arenaria) en Eikvaren (Polypodium vulgare).

De Kruipwilg sluit echter vele soorten uit. E. Arnolds en Th. Kuyper hebben er een artikel aan gewijd - dit artikel maakt de weg een stuk minder hobbelig.

Gordijnzwammen bij Salix repens (kruipwilg)
Bron: Some rare and interesting Cortinarius species associated with Salix repens

De auteurs vinden in totaal 50 soorten ectomycorrhyzavormende paddenstoelen bij Salix repens. Hiervan behoren er 38 tot het geslacht Cortinarius, Inocybe, Hebeloma of Naucoria.

19 soorten behoren tot het geslacht Cortinarius.

In het artikel worden er 15 beschreven. 12 van de 15 behoren tot het subgeslacht Telamonia, verder vonden ze 1 Myxacium, 1 Sericeocybe en Dermocybe.

De 12 Telamonia's zijn:
C. cohabitans - kousenvoetgordijnzwam - vrij algemeen, kustgebied, humus arme klei
C. cf. privignus - valse gordelsteelgordijnzwam - zeldzaam, niet aan de kust
C. comatus - dwerggordijnzwam - uiterst zeldzaam, 1 vondst Schiermonnikoog
C. ammophilus - duingordijnzwam - uiterst zeldzaam, 1 vondst Schiermonnikoog, naaldbos
C. casimiri - grootsporige gordijnzwam, vrij algemeen, ook aan de kust
C. parvannulatus - cederhoutgordijnzwam, vrij algemeen, ook aan de kust, Groningen
C. dumetorum - kruipwilggordijnzwam, niet aan de kust
C. pauperculus - conische dwergwilggordijnzwam, zeldzaam, waddeneilanden
C. tiliaceus - valse pelargoniumgordijnzwam, zeldzaam, niet aan de kust
C. cucumisporus - langsporige gordijnzwam, zeer zeldzaam, enkele vondst langs de kust
C. comptulus - pluizige gordijnzwam, vrij zeldzam, enkele vondsten langs de kust
C. cavipes - holsteelgordijnzwam, zeer zeldzaam, sporadische vondsten


Ook wel bij Salix:
C. anomalus - vaaggegordelde gordijnzwam, algemeen op zand, in loofbos
C. uliginosus - koperrode gordijnzwam, algemeen, wilgenbroekstruweel, vooral richting het noorden, noordelijk kustgebied, wadden
C. trivialis - gegordelde gordijnzwam, vrij algemeen, laan, droog, rijk, meer bij eik

Uitsluitend bij Salix repens:
C. ammophilus

Bij Salix repens en dwergwilgen in de arctische en alpiene zone :
C. cavipes, C. comatus, C. cucumispores, C. pauperculus

Bij Salix repens en andere struikachtige salixen:
C. cinnamomeoluteus, C. dumetorum, C. uliginosus

Bij wilgen:
C. cohabitans

Bij wilgen en minimaal bij 1 andere boomsoort:
C. anomalus, C. decoloratus (beide bij berk), C. trivialis (eik), C. eberneus (eik), C. tiliaceus (linde)

Vaker bij andere bomen dan bij wilgen:
C. casimiri, C. comptulus, C. parvannulatus, C. privignus
Sleutel
1a. Vruchtlichaam relatief groot - hoed 25-70 mm breed, niet doorschijnend gestreept, steel 6-16 mm dik
2a. Steel met violette tinten, met name aan de top, sokjes van velumrestjes in het onderste deel, hoed donker roodbruin ==> C. cohabitans

of
2b. Steel eerst wit, dan oranjebruin met wat witte velum vlokjes, zonder violette tinten, hoed oranjebruin tot kastanjebruin==> C. cf. privignus

Daarna gaat de sleutel verder met 1b. Kleinere vruchtlichamen, hoed 6-40 mm breed, vaak doorschijnend gestreept bij vocht, steel 1-4 mm dik.

Sleutel naar de C. ammophilus (hoewel deze soort op de Verspreidingsatlas niet voorkomt en indien niet te onderscheiden valt onder C. helobius - de Kleine moerasgordijnzwam)
1b. -> Velum op steel geel of bruin (4) - velum op steel wit of paarsig (6)
4. Hoed schubbig of met vezelige velum plakjes, velum geelbruin tot grijsbruin -> hoed meer dan 10 mm breed, gewelfd, met umbo, vezelig (doet denken aan een Inocybe), sporen 9.5-10.5(-11.0) x 4.5-5.0 mu, Q=1.9-2.2(-2.4)
Kenmerken van het geslacht Gordijnzwam  (Cortinarius) waartoe Kousenvoetgordijnzwam behoort.

Gordijnzwammen zijn te herkennen aan het "gordijn". Dit is een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en top van de steel en dient om de in ontwikkeling zijnde lamellen met de sporen te beschermen. Wanneer de jonge paddestoel groeit breekt het weefsel (velum) en kunnen er restjes weefsel achterblijven langs de hoedrand en op de steel. De steel heeft dan een ring (" paddestoel met rokje").
Dit weefsel (velum partiale) is niet hetzelfde als het velum universale. Het velum universale komt bij praktisch alle lamelpaddestoelen voor en omhult het hele vruchtlichaam. Wanneer het breekt blijven er vaak restjes achter op de hoed in de vorm van schubjes (zie bijvoorbeeld de Vliegenzwam "een grote paddestoel rood met witte stippen") en aan de steelvoet. Bij vooral de Amanieten vormen de resten aan de steelvoet een duidelijke zak.

Bij de Gordijnzwammen zie je de restanten van het velum universale als vlokjes langs de hoedrand en aan de voet van de steel. Het velum is wit of bruin van kleur.
Restjes van het velum partiale vormen een smalle ring op de steel. Deze ring kleurt weldra oranje door de sporen die erop vallen. Deze oranje ring is wel het handigste kenmerk van de gordijnzwammen. De sporeekleur is geelbruin,roestbriun, donkerbruin, zwartbruin.

Het determineren van gordijnzwammen is een ingewikkelde klus. Vooral omdat door DNA-onderzoek het hele geslacht momenteel op de schop is en veel informatie inmiddel achterhaald is.

Helaas zijn gordijnzwammen erg mooie paddestoelen. Juist door hun wat rommelige uiterlijk met de witte en oranjegekleurde velumrestjes en vaak fraaie kleuren. En dus ga je tegen beter weten in toch weer proberen om de gevonden gordijnzwam op naam te brengen.

Het eerste kenmerk waar je op moet letten is of het hoedje slijmerig of kleverig of juist droog is en of het hoedje hygrofaan is of niet (heeft het droge hoedje een andere kleur dan het natte hoedje? )
Als tweede punt is de geur belangrijk. Deze kan soms heel uitgesproken zijn: de geur van geraniums of de geur van rode bietjes of aardachtig. Heb je deze uitgesproken geuren gevonden dan kun je de paddestoel in elk geval in een subgroep indelen.
De gordijnzwam is een ectomycorrhizavormende paddestoel. Dat wil zeggen dat hij afhankelijk is van een bepaalde boomsoort. Daarom is het belangrijk om te weten bij welke boom de gevonden gordijnzwam staat.
Daarna moet meestal de microscoop er aan te pas komen.

SPECIFICATIES - kousenvoetgordijnzwam
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam kousenvoetgordijnzwam (Cortinarius saturninus)
waar Bij kruipwilg in vochtige, kalkrijke duinvalleien en op noordhellingen met helm (Ammophila arenaria) en Eikvaren (Polypodium vulgare).
sporeekleur oranjebruin
hoed Hoed 25-58 mm, vlak-gewelfd tot bijna vlak met lage brede umbo of zonder umbo, hygrofaan, niet doorschijnend gestreept, vochtig donker roodbruin, droog bleek tot vleeskleurig bruin. Rand met witte velumrestanten.
steel Steel 30-50 x 6-16 mm, bleek violet, bedekt met in lengterichting lopende witte vezels, verkleurend naar bruin vanuit de voet naar boven toe. Onderste deel sokachtig bedekt met velum.
plaatjes Lamellen vrij breed aangehecht, vrij ver uiteen, iets dikkig, helder kaneelbruin met gelijk gekleurde lamelsnede.