Kaal veenmosklokje

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Kaal veenmosklokje (Galerina%20tibiicystis)

Het Kaal veenmosklokje is een van de mosklokjes die voorkomen in veenmosgebied. (Sphagnum).

Het Kaal veenmosklokje heeft geen velum, er is dan ook geen ringetje rond de steel noch een velumrandje langs de hoedrand zoals bij het Vlokkig veenmosklokje. De hoed is wat vettig-glanzend en oker tot oranje-, roodbruin of bruin.

Voor een verdere, zekere determinatie moet van hieraf de microscoop er aan te pas komen.
De sporen zijn duidelijk fijn wrattig. De cheilocystiden zijn tibiiform, d.w.z. dat ze een afgerond knopje hebben.

De lamellen zijn opstijgend tot horizontaal, bleek grijsoker, later oker- tot kaneelbruin.

De steel is lang en dun (40-100x2-3 mm), fijn berijpt, bleek oker craquel&eaigu; tot honingkleurig of zelfs bruin, aan de basis lichter en vaak doorschijnend.

Sporen (8-)8.5-11(_13.5) x (4-)5.5-6.5(-7) mu, fijn wrattig, geelbruin tot goudbruin, met duidelijke plage.
Cheilocystiden tibiiform
Caulocystiden gekopt en aanwezig over de gehele lengte van de steel.
Kenmerken van het geslacht Mosklokje  (Galerina) waartoe Kaal veenmosklokje behoort.

Mosklokjes hebben een mycena-achtig tot collybia-achtig vruchtlichaam, soms met velumresten. De hoedkleur ligt ergens tussen oker en roodbruin.
De lamellen zijn aangehecht. De lamelsnede is wit gewimperd - te zien met loepje.
De steel is droog, vlokkig of kaal, soms met vliezige ring.
De sporen zijn bruinoranje of roestbruin. De sporen zijn aan de top vaak wat uitgerekt en in meer of mindere mate wrattig.
Cystiden zijn altijd aanwezig - de vorm is een belangrijk determinatiekenmerk. Groeit op mos, aarde of hout.

Sommige soorten zijn extreem giftig.

SPECIFICATIES - kaal_veenmosklokje
familieGordijnzwammen (Cortinariaceae)
info familieTot deze familie behoort een groot aantal geslachten. De naam is ontleend aan het grootste geslacht binnen de familie, nl. de Cortinaria (gordijnzwammen)
De sporen zijn bruin.
De leden van deze familie hebben een 'gordijn', een spinnenwebachtig weefsel tussen de hoedrand en de top van de steel dat de rijpende sporen beschermt. Dit gordijn, officieel het velum partiale genoemd, is niet hetzelfde als het velum universale, het weefsel dat de nog zeer jonge paddenstoelen omhult en bij het groeien van de paddenstoel scheurt en dan vaak als een beurs aan de voet of als vlokjes of schubjes op de hoed achterblijft.
Het velum partiale is bij jonge paddestoelen vaak nog mooi te zien. Naarmate de hoed groeit scheurt het gordijn. Er blijven restantjes achter op de steel. Deze kleuren vaak bruin tot oranjebruin door de sporen die er op vallen.

Gordijnzwammen groeien op de grond of parasiteren op wortels. Ze zijn er zowel klein als groot.

Geslachten die tot deze familie behoren
  • Cortinarius - gordijnzwammen
  • Gymnopilus - vlamhoeden
  • Hebeloma - vaalhoeden
  • Galerina - mosklokjes
  • Alnicola - zompzwammen
  • Tubaria - donsvoetjes
  • Crepidotus - oorzwammetjes
naam kaal_veenmosklokje (Galerina tibiicystis)
waar op veenmos
sporeekleur bruin
hoed 5-33 mm, conisch, klokvormig, tenslotte uitgespreid, vettig-glanzend, oker, oranjebruin, roodbruin of bruin
steel 40-100x2-3 mm, fijn berijpt, bleek oker, honingkleurig tot egaal bruin, aan de voet lichter
plaatjes opstijgend tot horizontaal, bleek grijs oker, later oker tot kaneelbruin