Groene mycena

Klik op de afbeelding voor vergrote weergave met beschrijvende tekst

Groene mycena (Mycena%20chloranta)

De Groene mycena (Mycena chlorantha) wordt gekenmerkt door de vage groene tint van de paddestoel. Gedroogd ruikt deze mycena naar chloor. Ze groeit tussen grassen - helm - en mossen op zandige grond in de kustduinen.

De hoed is 6-25mm, gewelfd, met of zonder umbo, glad, doorschijnend gestreept bij vocht, hygrofaan, olijfgroen tot olijfbruin of olijf geelgroen, centrum soms bruiner en rand zeer bleek groengeel of gelig.
De lamellen zijn aangehecht tot smal aangehecht met tandje of iets aflopend, wittig of bleek grijsbruin tot bleek gelig grijsgroen, lamelsnede bleekgeel tot citroen of groengeel tot groen, later gelijk van kleur of bleker dan de lamel.
De steel is 15-50 x1-2 mm groot, hol, vrij stevig, soms iets verbreed naar de voet, recht of gebogen, glad tot vezelig, iets glanzend, bleek grijsbruin tot gelig grijsgroen tot vrij donkergrijs met olijftint, apex wittig of bleek waterig grijs, voet bedekt met lange, ruwe, bleekgroene tot witte vezeltjes.

Sporen (8-)9-11 x 5.2-6.5(-7) mu, pitvormig, glad, amyloid,
cheilocystiden 15-40x8-22 mu, tussen de basidia vormen ze in meer of mindere mate een steriele band, knotsvormig tot peervormig, soms halfflesvormig tot bijna cilindrisch, met bleek groene of gele inhoud, bedekt met vrij veel, gelijk verdeelde wratten of cilindrische uitsteeksels 1-6x0.5-1.5 mu, zelden geheel glad. Pleurocystiden identiek.
Vlees lamellen dextrinoid, wijnkleurig in Melzers.
Kenmerken van het geslacht Mycena  (Mycena) waartoe Groene mycena behoort.

Kenmerkend voor de vele soorten mycena's zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.

SPECIFICATIES - groene_mycena
familieTricholomataceae (Tricholomataceae)
info familieDeze familie kent 127 geslachten
naam groene_mycena (Mycena chloranta)
waar groeit tussen grassen en mossen op arme zandige grond in de zeeduinen
sporeekleur wit
hoed 6-25mm, gewelfd, met of zonder umbo, glad, doorschijnend gestreept, hygrofaan, olijfgroen tot olijfbruin of olijf geelgroen, centrum soms bruiner en rand zeer bleek groengeel of gelig
steel 15-50 x1-2 mm hol, vrij stevig, soms iets verbreed naar de voet, recht of gebogen, glad tot vezelig, iets glanzend, bleek grijsbruin tot gelig grijsgroen tot vrij donkergrijs met olijftint, apex wittig of bleek waterig grijs, voet bedekt met vezeltjes
plaatjes aangehecht tot smal aangehecht met tandje of iets aflopend, wittigm of bleek grijsbruin tot bleek gelig grijsgroen, lamelsnede bleekgeel tot citroen of groengeel tot groen, later gelijk van kleur of bleker dan de lamel